Naar de content

3000 jaar geschiedenis in een wiskundig model?

Waarom ontstonden de allereerste beschavingen juist in gebieden als Mesopotamië, Egypte en Noord-China? Het klinkt wat tegenstrijdig, maar veel historici zien oorlog als een belangrijke beschavingsbrenger. In het tijdschrift PNAS onderbouwden Amerikaanse wetenschappers dit idee met een wiskundig model. Laat menselijke geschiedenis zich op die manier vangen?

Iedereen die het computerspel Civilization kent, weet dat een beginnende beschaving constant bezig is met oorlog voeren. Ook in de echte wereld was het gewapende conflict een van de grote drijvers achter de ontwikkeling van beschavingen. Vrijwel alle historici onderkennen het belang van oorlogvoering bij het ontstaan en de verspreiding van beschavingen. Ooit werden de heftigste oorlogen uitgevochten aan de randen van de grote Euraziche steppen, waar vervaarlijke hordes steppenomaden kleine landbouwgemeenschappen belaagden.

Deze nomaden werden aanvankelijk gevreesd vanwege hun bijzondere militaire innovaties, waarvan het getemde paard de belangrijkste is. Zwakke samenlevingen werden regelmatig door steppevolk onder de voet gelopen. Sommige landbouwers aan de randen van de steppen wisten de nomaden te weerstaan en namen hun militaire innovaties (paarden, strijdwagens, waarden etc.) over en werden zelf sterker. In de competitie met de nomaden ontstonden er steeds nieuwe manieren van oorlog voeren. Technologische vooruitgang en sociale binding zijn beide van belang voor het ontstaan van beschaving. En juist oorlog leidt tot die technologische innovaties en is een belangrijk bindmiddel voor een samenleving.

Oorlogvoerende vierkantjes

Amerikaanse wetenschappers wilden het belang van oorlog bij de ontwikkeling van beschavingen wel eens testen. Niet door in de grond te gaan spitten op zoek naar kleitabletten of resten van wapentuig, maar met een wiskundig model. Dat model lijkt wel wat op het spel Civilization. Het breekt de kaart van Afrika en de Euraziatische landmassa op in vierkantjes van 100 bij 100 kilometer. Voor elk vierkantje vulden de wetenschappers gegevens in over bergen, klimaat en de aanwezigheid van landbouwmogelijkheden. Militaire technologieën werden aanvankelijk verdeeld over de vierkantjes aan de randen van de steppen.

De hypothese was simpel: hoe intensiever de oorlogsvoering, hoe groter de kans dat er iets ontstaat dat we kennen als beschaving. In het model zorgde een toename van militaire technologie voor intensievere oorlogvoering. Dat zorgt weer voor het ontstaan van ‘instituties’ die bij een beschaving horen, bijvoorbeeld wetten, rechtspraak, religie en een bestuurlijke hiërarchie. Net zoals in Civilization kunnen vierkantjes elkaar in de loop van de tijd gaan veroveren en zodoende hun eigen cultuur overdragen en verspreiden.

Om het model te controleren maakten de onderzoekers een ander model op basis van gegevens uit historische atlassen. Dat laat zien hoe beschavingen zich volgens de historici ontwikkelden. De onderzoekers lieten beide computermodellen – de historische data en het wiskundige model – tegelijk lopen voor de periode 1500 v. Chr. tot 1500 n. Chr., een tijd waarin vele grote rijken ontstonden en ook weer verdwenen.

Grote overeenkomsten

De twee modellen vertoonden in grote lijnen enkele opvallende overeenkomsten. In het wiskundige model ontstonden de eerste serieuze beschavingen in Mesopotamië, Noord-China en Egypte. Dat zijn gebieden aan de randen van de steppe die het aan de stok hadden met steppevolken en eerste profijt hadden van innovaties in militaire technologie. Rond 1400 begint Egypte, een periode die (zeer grofweg, het model zit er een paar honderd jaar naast) volgens de auteurs overeenkomt met de invallen van de Hyksos, een paardrijdend steppevolk uit Anatolië. Nog later, in het eerste millennium voor Christus, verspreidde de ‘beschavingsvierkantjes’ zich naar Perzië, India en het gebied rond de Middellandse Zee.

http://www.youtube.com/watch?v=-3YlT3j9Fl4&feature=youtu.be

Dat het model en de historische data zo goed overeen komen, komt door de invloed van militaire innovatie en intensievere oorlogvoering, schrijven de onderzoekers. Het uitschakelen van militaire innovaties als variabele of het willekeurig verdelen van militaire technologie (dus niet langs de randen van de steppe) zorgde ervoor dat de modellen niet meer gelijk liepen. Het uitschakelen van de invloed van het landschap had een veel minder groot effect op de betrouwbaarheid van het model. De mate van oorlogsvoering lijkt dus belangrijker voor de ontwikkeling van beschavingen dan geografische factoren.

Te grof

De hoofdauteur van het artikel, Peter Turchin, is van huis uit geen historicus maar evolutionair bioloog. Het soort wiskundige modellen dat hij gebruikt hebben hun waarde al eerder bewezen in de biologie, bijvoorbeeld om de evolutie van soorten te beschrijven. Hij weet dat zijn methode nogal anders is dan hoe historici doorgaans werken, en erkent dat het ontstaan en de neergang van wereldrijken een complex proces is. ‘Maar onze analyse ondersteunt tevens het idee dat er universele mechanismes in de geschiedenis aan het werk zijn’ schrijft hij. Maar is dat wel echt zo? Je kan er vragen bij stellen of de geschiedenis zich wel op die manier laat vangen.

Wijnand Mijnhardt, hoogleraar vergelijkende wetenschapsgeschiedenis en directeur van het Descartes Centre voor Wetenschapsgeschiedenis en Wetenschapsfilosofie is er niet van overtuigd. “Historici en filosofen hebben wel vaker geprobeerd universele mechanismes achter de geschiedenis te ontdekken,” zegt hij aan de telefoon. “Neem bijvoorbeeld het werk van Edward Gibbon of Oswald Spengler. Maar hetzelfde probleem duikt steeds weer op.”

“Op een heel hoog abstractieniveau kloppen modellen altijd wel aardig, maar de patronen zijn veel te algemeen en te grof. Historici proberen juist een specifieke context te verklaren. Daarbij leidt zo’n model doorgaans niet tot iets wat we nog niet wisten, ook in dit geval niet. Misschien lachen ze me over een jaar of vijftig wel uit, maar voor nu zie ik de meerwaarde ervan niet.”

Universele mechanismen?

Ook hoogleraar Bert Theunissen, die zich als bioloog én historicus bezighoudt met wetenschapsgeschiedenis, is skeptisch over het nut van dit soort modellen. “Ik vind het opzich goed dat ze gemaakt worden en dat er mee geëxperimenteerd wordt. Hoewel er problemen mee zijn, is het altijd beter om iets te hebben om ontwikkelingen inzichtelijk te maken dan om niets te hebben.”

“Maar het gaat te ver om te claimen dat je op deze manier universele mechanismen achter de geschiedenis zou kunnen ontdekken. Dat is echt spielerei. Onze samenleving is bijvoorbeeld de laatste vijftig jaar nogal veranderd. Oologvoering is verre van vanzelfsprekend geworden. Laat staan dat het nog een functie heeft als beschavingsverspreider. Dergelijke modellen hebben dan ook geen enkele voorspellende waarde voor de toekomst.”

“Als je zo’n model maakt kan je je slechts op een aantal zaken focussen. Alles wat je als onderzoeker van geen belang acht voor je model moet je weglaten. En als je het over de hele beschavingsgeschiedenis hebt dan is dat nogal wat.”

Geschiedkundigen houden zich niet zo bezig met het vinden van wetmatigheden. “Beta’s weten nu eenmaal niet precies hoe historici werken, zegt Theunissen. “Daarom gebeurt het wel eens dat ze willen proberen om, door er wat meer cijfers in te gooien, hun werk iets wetenschappelijker te maken.”

Het artikel ‘War, space and the evolution of Old World complex societies’ van Peter Turchin et. al. is in open acces gepubliceerd op de website van PNAS

ReactiesReageer