Naar de content

'Als je beter kijkt is er altijd méér'

Koninklijke Bibliotheek Albert I, Brussel

Neerlandicus Frits van Oostrom publiceerde dit jaar ‘Wereld in Woorden’, over de opbloeiende Nederlandse literatuur in de door rampen geteisterde veertiende eeuw. Hadden pest, overstromingen en klimaatverandering een positief effect op de ontluikende schrijfcultuur? En hoe gaat zo’n groot onderzoek naar middeleeuwse literatuur eigenlijk in zijn werk?

Nadat Van Oostrom in ‘Stemmen op Schrift’ (2006) de Nederlandstalige literatuur van de dertiende eeuw onder handen nam, publiceerde hij begin dit jaar ‘Wereld in Woorden’. In dit tweede deel van zijn magnum opus staat de Middelnederlandse veertiende-eeuwse literatuur centraal.

De veertiende eeuw, was dat niet die eeuw dat de Zwarte Dood samen met andere natuurrampen over Europa raasde en miljoenen slachtoffers maakte? De eeuw dat flagellanten zichzelf tot bloedens toe geselden in een wanhopige poging de straffen van God af te wenden?

Inderdaad, bijna alle Hollywoodclichés over de duistere middeleeuwen zijn wel terug te voeren op de veertiende eeuw. Maar op het gebied van cultuur en literatuur lijkt deze eeuw eerder een tijd van spectaculaire vernieuwing, zo blijkt uit het werk van Van Oostrom. Sterker nog, hij durft zelfs de stelling aan dat die opbloei misschien wel een reactie is op alle ellende. “Het idee dat een zekere mate van ‘creatieve destructie’ ook heel gezond kan zijn – oorspronkelijk afkomstig van de econoom Joseph Schumpeter (1883-1950) – is eigenlijk verdraaid interessant,” zegt hij in zijn woonkamer in Leiden.

In Wereld in Woorden zet u een verrassend beeld neer van de veertiende eeuw. Had u voor u aan het onderzoek begon al reden om te denken dat er iets bijzonders zou zitten in die veertiende-eeuwse literatuur?

“Ik wist wel dat er een aantal heel interessante teksten en literaire figuren uit die eeuw bestonden. Maar al die literaire vernieuwing die de eeuw blijkt te kennen, die ben ik pas in het onderzoek zelf tegengekomen. Ik ben vrij blanco het onderzoek ingegaan, en dat vind ik ook een goede houding voor een wetenschapper.”

“Het was misschien al wel bekend dat er iets méér geschreven werd in de veertiende eeuw dan in de dertiende, maar in eerdere onderzoeken werd over de veertiende eeuw niet als een eeuw van literaire bloei gesproken, maar eerder als een eeuw van verval. En dat paste ook wel bij wat we historisch weten van die tijd, namelijk een dramatische eeuw met een hele hoop ellende.”

“Uiteindelijk kwam mijn onderzoek ergens anders uit. Die ellende was er zeker, maar op cultureel gebied was er zeker niet alleen verval. Er was ook bloei, en misschien is er zelfs een verband tussen crisis en creativiteit. Ik kwam ook allerlei interessante literaire figuren tegen. Toen ik aan dit project begon had ik daar allemaal nog geen flauw benul van. Als je beter kijkt is er altijd méér dan je dacht, nooit minder. Dat is precies mijn ervaring in de wetenschap.”

Het was, wat betreft de veertiende eeuw, vooral bekend dat er meer werd geschreven dan een eeuw eerder?

“Ja, dat was wel zo’n beetje bekend, maar het was allemaal nog niet goed in kaart gebracht. Maar mijn vakgebied, de neerlandistiek, wordt van oudsher sterk geleid door esthetische overwegingen. In de literatuurgeschiedenis vinden we daarom ‘het meeste’ niet zo interessant. We kijken eerder naar wat ‘het mooiste’ is. En als je zo de dertiende eeuw, waarin een paar echte meesterwerken zijn verschenen, vergelijkt met de veertiende eeuw, dan werd die laatste gezien als een rommelzolder, qua esthetiek dan.”

Is op die manier de ene eeuw met de andere vergelijken niet heel subjectief?

“Wellicht. Maar toch wil ik wel staande houden dat de Sint Pieters-kerk écht wel een mooie kerk is. En de Pietà van Michelangelo is ècht wel mooi. Dat is althans in alle eeuwen als mooi gezien. Maar er zit inderdaad ergens een problematische kant aan. ‘Van den Vos Reinaerde’, vindt bijna iedereen een meesterwerk. Maar waarom dan? Wat is er nu precies zo mooi aan? Waarom is het een meesterwerk? Omdat het een grappig verhaal over dieren is? Daar zijn er zoveel van geschreven.”

“Ik heb die vraag uitgebreid proberen te beantwoorden in Stemmen op Schrift. De vraag naar de historische bepaaldheid van esthetica, en hoe dat door de eeuwen heen verandert is een hele relevante. De reis van Sint-Brandaan (twaalfde eeuw) is daar een mooi voorbeeld van. Vroeger werd dat gezien als ‘zinloze monniksbeuzelaarij’. Tegenwoordig vinden we het een heel leuk, grappig en gevarieerd werk.”

Zijn er voorbeelden van werken uit de veertiende eeuw die eerst als pulp werden gezien en waarvan u inmiddels vind dat dat beeld bijgesteld moet worden?

“Ik ben ook weer niet zo door esthetica geobsedeerd dat ik als hoofddoel heb om te kunnen zeggen ‘dit is mooier dan gedacht’. Ik zeg vooral ‘het is interessanter dan gedacht’. En dat geldt voor heel veel, want ook het lelijke kan heel boeiend zijn. Het zijn lang niet allemaal meesterwerken, maar dat zoveel meer mensen begonnen te schrijven is wel belangwekkend.”

“Je ziet een soort democratisering van het schrijven. Het is niet langer voorbehouden aan geestelijken. Dat maakt ook dat de veertiende eeuw er bij mij veel moderner afkomt dan de eeuw ervoor. Er komen steeds meer steden en steeds meer handelslui. De rol van de ridders raakte toen wel een beetje uitgespeeld.”

Dat zijn allemaal positieve invloeden op die creatieve vernieuwing. Maar volgens u spelen de pest-epidemie en allerlei natuurrampen ook een rol…

“Ja, dat is een interpretatie die ik opper in mijn boek. Ik hoorde toevallig een keer van het idee van de econoom Schumpeter dat een zekere mate van vernieling ook gezond kan zijn. Zonder te zeggen ‘wat fijn dat er een pest-epidemie geweest is’, dat was natuurlijk afschuwelijk. Maar het kan ook een zekere reinigende werking hebben gehad.”

Inwoners van Doornik begraven hun pestslachtoffers, 1349.

Koninklijke Bibliotheek Albert I, Brussel

“Die pest heeft de hele economie van die tijd door elkaar geschud en ontwricht. Maar misschien daardoor ook ruimte geboden. De middeleeuwse situatie was dat het wiegje waarin je geboren werd je leven bepaalde. Er moest echt iets bijzonders aan de hand zijn wilde je ontstijgen aan je eigen milieu. Als er zoveel doden vallen dan komt er ineens meer sociale ruimte. Sommige mensen hebben absoluut hun kans gezien en gegrepen. Dat kan haast niet anders. Maar het blijft een interpretatie. Ik durf niet te zeggen dat ik dat bewezen heb”

U schrijft ergens dat de ontdekking van één onbekend manuscript ervoor kan zorgen dat uw hele boek herschreven moet worden. Dat zou je bij de Tweede Wereldoorlog niet zo snel hebben. Is er echt maar zo weinig bekend over de veertiende eeuw?

“Ja, bij wijze van spreken zou dat kunnen, want er is best veel kwijtgeraakt. Maar dat één spectaculaire ontdekking alles kan veranderen zie je natuurlijk bij heel veel wetenschappen. Wat dat betreft is het niet uniek. Overigens heb ik in de veertig jaar dat ik nu in dit vak bezig ben wel eens meegemaakt dat er nieuwe dingen werden gevonden, maar daar zat niets tussen dat de hele boel overhoop heeft gehaald. Nog niet.”

Je weet natuurlijk niet wat je niet weet, maar wat is er zoal kwijtgeraakt? Waar zitten de bekende blinde vlekken in het onderzoek?

“Een heel goed voorbeeld is de eerste regel van ‘De Vos Reinaerd’, die begint met ‘Willem die Madocke maecte…’ De schrijver introduceert zichzelf en verwijst naar ‘Madocke’, blijkbaar een eerder werk van hem. Van Reinaerd zijn meerdere kopieën goed bewaard gebleven, maar van die ‘Madocke’ hebben we helemaal niets. En dat zou toch wel de grootste vondst zijn die je in mijn vakgebied kan doen.”

“Maar we hebben ook weer voldoende wél om een redelijk beeld van die eeuwen te krijgen. Als er nog veel meer kwijt zou zijn, dan zou je voortdurend verwijzingen tegenkomen die je niet kan traceren, en zo is het ook weer niet.”

Zijn er Neerlandici die echt gericht op zoek zijn naar bepaalde teksten?

“Die speurneuzen zijn er altijd wel, maar hoe pak je dat aan? Op straat rondlopen of bibliotheken afstruinen? De bibliotheken in Vlaanderen en Nederland zijn wel zo’n beetje uitgekamd. In archieven daarentegen zie je soms wel eens dat stukken middeleeuws perkament werden gebruikt als omslag voor ambtelijke stukken. Dat zijn dan geen complete boeken, maar toch. Op die manier wordt er nog wel eens iets ontdekt.”

“Waar je ook nog wel iets van waarde kan verwachten zijn bibliotheken in landen waar ze geen Nederlands kunnen lezen. Spanje bijvoorbeeld. Je zou je kunnen voorstellen dat de soldaten van Alva wellicht een en ander hebben meegenomen. Zo is er ook in Kaapstad wel eens een middeleeuws Nederlands document gevonden. Dat is daar mogelijk beland door de VOC.”

Waarom zou de VOC een middeleeuws manuscript meenemen?

“Het ging om een middeleeuws reisverhaal. Als je zo’n verre reis maakte kon je, ook in de Gouden Eeuw, maar beter alle teksten meenemen die de wereld maar enigszins beschrijven.”

Wereld in Woorden is inmiddels genomineerd voor de Libris Geschiedenis Prijs. Stemmen op Schrift werd in 2006 genomineerd voor de AKO-Literatuurprijs. Heeft u verder nog schrijfplannen voor de toekomst?

“De laatste twee woorden van Wereld in Woorden zijn ‘niet meer’, daarmee maak ik een knipoog naar mijzelf. Want dit was het laatste boek van dit type. Dit zijn hele grote projecten, ik heb er zes volle jaren aan gewerkt. Nu heb ik voor het eerst besloten niet weer opnieuw zo’n project te beginnen.”

“Wat ik nog wel van plan ben is om een Engelstalig boek te schrijven, voor collega-mediëvisten en niet zozeer voor het grote publiek. De middeleeuwse Lage Landen staan immers volop in de internationale belangstelling. Als kruispunt tussen Frankrijk, Engeland en het Duitse Rijk gebeurde hier veel. Ik volg op de voet wat er in de internationale mediëvistiek gebeurt, maar ben er zelf eigenlijk te weinig bij betrokken geweest.”

“Er is me al vaak gevraagd om columnist te worden, maar als je aan dit soort grote boeken werkt is dat een heel ander genre. Alsof je aan een marathonloper vraagt om een sprint te trekken.” (lachend) “Ik kan wel honderd meter lopen, maar het is niks. Misschien als ik mezelf bevrijd van het marathon lopen dat ik nog een verdienstelijk sprinter kan worden.”

Frits van Oostrom is Universiteitshoogleraar in Utrecht. Hij is gespecialiseerd in de Nederlandse letterkunde van de Middeleeuwen. Voor zijn wetenschappelijk werk kreeg hij in 1995 de Spinozaprijs. Zijn boek ‘Maerlants Wereld’ werd in 1996 bekroond met de AKO literatuurprijs. Van 2005 tot 2008 was hij president van de Koninklijke Nederlandse Academie van Wetenschappen (KNAW).