Naar de content

"Cyberpesters opgepast!"

Promovendus Maral Dadvar pleit voor gebruik van technische snufjes om cyberpesters op te sporen

Een vrouw met een bril glimlacht voor een gebouw.
Een vrouw met een bril glimlacht voor een gebouw.
UT

Het zal je maar gebeuren: je opent je iPad om vervolgens begroet te worden door een stortvloed aan nare berichtjes en beledigingen. Op Facebook, Twitter of via de chat. “Hoog tijd dat daar eens wat tegen gedaan wordt”, vindt promovendus Maral Dadvar (Universiteit Twente). Ze onderzocht manieren om cyberpesters op te sporen en hen de toegang tot een webpagina te ontzeggen.

Promovendus Maral Dadvar combineert als eerste onderzoeker in Nederland psychologische inzichten rondom pesten met technische inzichten om pesters die actief zijn op sociale media te stoppen. Omdat cyberpesten met name onder kinderen en jongeren veel voorkomt, richtte ze zich vooral op die doelgroep. Ze ontdekte dat het goed mogelijk is om cyberpesters op te sporen.

Je inventariseerde technische manieren om cyberpesters aan te pakken. Vanwaar die focus?
“Als ‘computernerd’ – ik ben afgestudeerd als computer engineer – vind ik het leuk om nieuwe digitale snufjes te onderzoeken. Maar dat was zeker niet de enige reden. Tot nu toe onderzochten met name psychologen en sociologen het fenomeen cyberpesten, terwijl het natuurlijk ook technische kanten heeft. Ik wilde graag bevindingen uit beide werelden bundelen om meer inzicht te creëren in het stoppen van cyberpesten. Veel webmasters, de beheerders van webservers, willen er namelijk best iets tegen doen. Maar ze hebben het vaak zo druk en beheren zoveel accounts dat het in de praktijk erg lastig is. Daarom kunnen ze wel wat technische ondersteuning gebruiken.”

Kun je iets vertellen over manieren die webmasters al gebruiken om cyberpesters te detecteren op bijvoorbeeld sociale-mediawebsites?

“Zeker. Eén manier is automatisch zoeken op scheldnamen. Als iemand die veel toepast, kan dat betekenen dat die persoon cyberpest. Maar mensen gebruiken scheldwoorden ook weleens voor de gein of als koosnaampje. Een zinnetje als “hey, dikke”, hoeft daarom helemaal niet op pesten te duiden. Wat dat betreft is textdatamining – het opsporen van specifieke informatie uit grote hoeveelheden tekstmateriaal met ICT methodes – een goed aanknopingspunt om cyberpesters op te sporen, maar helemaal afdoende is het niet.”

Wat heeft jouw onderzoek precies opgeleverd?
“In mijn onderzoekproject hebben we allereerst geprobeerd meer informatie te verzamelen over cyberpesters, mede aan de hand van bestaand sociaalwetenschappelijk onderzoek hierover. Daaruit kwam naar voren dat jongens en meisjes vaak heel anders pesten en dat ook per leeftijd pestgedrag verschilt. Door dergelijke persoonlijke kenmerken mee te nemen verbeter je de accuraatheid van bestaande opsporingsmodellen.”

“We ontwierpen een systeem dat voor elke sociale media gebruiker een ‘pester score’ vaststelt, aan de hand van hun online activiteiten en persoonlijke kenmerken. De score weerspiegelt de kans dat iemand een pester is in een online omgeving. Deze informatie gebruikt een webmaster dan om pestgedrag te monitoren en om wie een hoge score heeft eventueel te verbannen. Natuurlijk wel na een check of ze inderdaad aan het pesten waren en eventueel een waarschuwing! Op termijn kan dezelfde methode ook slachtoffers van cyberpesters opsporen en benaderen of ze hulp nodig hebben.”

Een vrouw met een bril glimlacht voor een gebouw.

Maral Dadvar: “Ik zie cyberpesten als een groot maatschappelijk probleem dat ieder van ons kan overkomen. Effectieve methodes om cyberpesters op te sporen zouden dan ook een integraal onderdeel moeten zijn van cyberveiligheid.”

UT

Om nog even terug te komen op de slachtoffers van cyberpesten: als ik nare berichtjes van iemand ontvang op Facebook dan zou ik die persoon gelijk ontvrienden. Waarom blokkeren jongeren niet gewoon hun pester?

“Je hebt gelijk, dat is inderdaad een optie. Maar vaak zijn de jongeren bang of voelen ze zich daarvoor te machteloos. Vergeet niet dat de gepeste en de pestkop elkaar vaak al kennen. Ook lost een pester de toegang ontzeggen tot een bepaald medium niet ineens alles op. Als diegene geblokkeerd wordt op Facebook kan hij of zij het bijvoorbeeld proberen via WhatsApp.”

Stel, er komt in de toekomst, mede dankzij jouw onderzoeksresultaten, software op de markt om cyberpesters heel efficiënt op te sporen. Luidt dit dan het einde in van cyberpesten?

“Ik denk dat het daardoor flink kan verminderen, maar dat het helaas niet helemaal zal stoppen. Hardnekkige pesters kunnen altijd een ander profiel aanmaken, al kunnen taalgebruik en andere kenmerken hen daarbij op termijn ook verraden. Los daarvan is pesten natuurlijk niet alleen een technisch, maar vooral een sociaal probleem dat heel veel kanten heeft, zoals machtsverhoudingen. Maar als je cyberpesters hun podium om te treiteren grotendeels ontneemt, kom je wel een eind.”

Ook Tim Ribberink, die in november 2013 zelfmoord pleegde, moest het online ontgelden. Zo schreef een van zijn pesters op restaurant-beoordelingssite Dinner Judge bij het ijscafé waar Tim in dienst was:“ik werk hier en ik ben een loser en homo. Groeten, Tim.”

Ribberink

Maral Dadvar promoveerde op 12 september 2014 op haar proefschrift Experts and Machines United Against Cyberbullying. Ze verrichtte haar onderzoek in de Human Media Interaction group van de Universiteit Twente. Inmiddels woont ze in Frankfurt, vanwaaruit ze haar onderzoek verder hoopt voort te zetten.

ReactiesReageer