Naar de content

Lees de achterkant van een willekeurige magnetronmaaltijd en je denkt al gauw dat je gezond uitziende stamppotje stijf staat van de kunstmatige stoffen. De helft van de Nederlanders maakt zich weleens zorgen over e-nummers. Maar wanneer krijgt een stof eigenlijk een e-nummer? En zijn ze eigenlijk wel (on)gezond?

Pixabay, Bella RaKo via CC0

Het lijkt wel alsof er nog weinig natuurlijks in mijn lasagne al verde zit. Tussen de onuitspreekbare ingrediënten en mysterieuze E-nummers vind ik eindelijk dat het ding 35 minuten in de magnetron moet.

Nog veel te lang naar mijn zin. Door een drukke baan heb ik meestal pas tijd om boodschappen te doen als ik honger heb. Laat staan dat ik elke dag puf heb om een verse maaltijd klaar te maken. Met een licht schuldgevoel plof ik op de bank ‘Toch maar eens opzoeken wat al die E-nummers betekenen,’ neem ik me voor en schenk een glaasje cola in. Light, want ik moet natuurlijk wel op de lijn letten.

Een korte zoektocht op internet blijkt slechter voor mijn bloeddruk dan die lasagne. ‘Nieuwe onderzoeken wijzen uit: aspartaam zeer kankerverwekkend!’, ‘Hoe u uzelf dagelijks vergiftigd met E-nummers’ en ‘Niet álle E-nummers zijn fout’ zijn hoge hits.

Wetenschappelijk onderzoek wordt wel genoemd, maar bijna altijd hetzelfde: ene Ramazzini. Tijdens dat onderzoek zou naar voren zijn gekomen dat aspartaam kankerverwekkend zou zijn in muizen en ratten. Ik gluur op het etiket van mijn colafles: ja hoor, aspartaam. Is mijn dieetoptie juist slecht voor me?

“Daar kan ik heel duidelijk over zijn: NEE.” vertelt voedingsdeskundige Ralf Hartemink van de Universiteit Wageningen desgevraagd. “Aspartaam is waarschijnlijk het best onderzochte voedseladditief dat er is. Toen Ramazzini’s onderzoek uitkwam, zijn alle veiligheidstesten overnieuw gedaan, plus nog een flink aantal andere onderzoeken. En bij al die testen zijn geen negatieve effecten gevonden bij de hoeveelheden die in consumentenproducten zitten. Ook als je een hele fles cola light leegdrinkt.”

De ‘E’ van veilig

De eisen waar voedingsadditieven aan moeten voldoen in Europa zijn namelijk best zwaar, en staan beschreven in de Warenwetbesluiten. Als een fabrikant een stof aan zijn product wil toevoegen, moet hij op alle mogelijke manieren bewijzen dat het veilig is.

Eén van de eisen is dat de fabrikant toxiciteitstesten moet doen. Dat komt er eigenlijk op neer dat de stof in steeds grotere hoeveelheden aan minstens drie soorten proefdieren gevoerd wordt. Er wordt dan gekeken bij welke concentratie de gevoeligste diergroep bijwerkingen begint te vertonen. De concentratie die daar net onder zit, wordt wel de NOAEL (no adverse effect level) genoemd. Die concentratie is dus de hoeveelheid milligram per kilogram lichaamsgewicht per dag, die je in zou kunnen nemen zonder gevaar te lopen.

Maar omdat een mens nu eenmaal geen muis of konijn is, nemen de richtlijnen het zekere voor het onzekere en delen de NOAEL door tien. En nog een keer, omdat niet alle mensen even groot en zwaar zijn. En natuurlijk moeten kinderen, die veel minder wegen, ook veilig appelstroop kunnen eten. Dat vormt de aanbevolen dagelijkse hoeveelheid en is dus honderd keer minder dan de concentratie waar proefdieren nog net géén last van kregen.

Tot slot wordt er gekeken hoeveel ‘de gemiddelde mens’ eet. Een additief kan natuurlijk in meerdere etenswaren voorkomen en dan mag je nog steeds niet boven die maximale dosis uitkomen. Zelfs niet als je op één dag een hele fles cola drinkt én lasagna al verde eet. Dingen die ‘de gemiddelde mens’ vaak eet (brood, boter, thee, koffie) mogen dus minder bevatten dan dingen die we heel zelden eten, zoals speciale franse kaas.

Elk toegevoegd additief zit dus meer dan een factor 100 onder de gevarenzone. Een flinke veiligheidsmarge, en alleen dan krijgt de stof een ‘E’ voor het nummer. Eigenlijk is dat dus eerder een teken van veiligheid dan van kunstmatigheid, zoals sceptische sites beweren.

E-nummers zijn overal

“Sterker nog, 80% van de E-nummers zijn gewoon natuurlijke stoffen” voegt Hartemink daaraan toe. “Als je helemaal geen E-nummers wilt eten, kan je alleen nog water, suiker en zout eten.

Een lekker tomaatje? Bevat zelf al 15 E-nummers. Eieren bevatten onder meer lectihine (E322), betacaroteen (E160a) en lysozym (E1105). Vitamine C is nummer E300, en komt in aardappels, vlees en fruit volop voor. Maar dat hoeft er dan weer niet op te staan, dat zou een chaos worden. We kunnen niet elke tomaat bedrukken.

Daarmee wil ik niet zeggen dat natuurlijke stoffen niet schadelijk kunnen zijn, dat hangt helemaal van de dosis af. Zelfs van water kun je doodgaan, als je er maar genoeg van drinkt. Maar dan hebben we het wel over excessen: 75 liter water op één dag bijvoorbeeld.

Dat is waarschijnlijk ook wat er mis ging bij het aspartaam onderzoek van Ramazzi. Het dieet van die ratten bestond voor 10% uit aspartaam. Omgerekend naar menselijke hoeveelheden zou je dan 100 gram aspartaam per dag moeten eten, dat is net zo zoet als 15 kilo suiker! Per dag, iedere dag!

Hoe die ratten het op hebben kunnen eten blijft mij een raadsel. Maar met een ADI van 7,5 mg/kg/dag kom je daar als mens echt niet aan hoor. Dan zou je 4 liter frisdrank, of 320 kauwgumtabletten, of 133 zoetjes, of 12 liter vruchtenyoghurt per dag moeten eten of drinken. Zelfs in combinatie halen de meeste mensen dat niet, zeker niet elke dag. En dan zit je dus nog 100 keer lager dan de bijwerkingen bij de proefdieren.”

Grappig feitje: de regels zijn tegenwoordig zo streng, dat er dingen zijn die al we al heel lang gebruiken maar eigenlijk niet door de testen heen zouden komen. Hartemink: “Zout bijvoorbeeld, dat verhoogt je bloeddruk. Dat is een bijwerking die de EFSA (Europese voedingsautoriteit) nu echt niet meer zou accepteren. Maar ja, dat is historisch zo gegroeid.”

Tussen de oren?

Natuurlijk zijn er wel mensen die extra gevoelig zijn voor bepaalde ingrediënten. “Zo ken ik bijvoorbeeld een dame die intolerant is voor glutamaat (E621), vertelt Hartemink. “Dat is heel vervelend, want het komt in allerlei dingen voor. Vis, tomaten, kaas, en zo kan ik nog wel even doorgaan. Maar zij wordt niet geloofd door de artsen, omdat er zo veel mensen zijn die alleen maar denken dat E-nummers slecht voor ze zijn. Je kent ze wel: van die types die zeggen dat ze niet tegen kleurstof A kunnen en uitslag krijgen als ze het op de verpakking lezen, maar als je ze taart geeft waar het inzit hebben ze nergens last van. Puur psychosomatisch.”

Het komt echter ook voor dat E-nummers wèl van de lijst af worden gehaald, of een extra waarschuwing moeten krijgen. Van de kleurstof amarant bijvoorbeeld, werd door voortschrijdend inzicht bekend dat één van de afbraakproducten schadelijk kan zijn.

Nu kunnen mensen deze stof niet afbreken, maar darmbacterien mogelijk wel. Dus mocht de stof niet meer aan nieuwe producten worden toegevoegd, en moesten de bestaande fabrikanten op zoek naar een alternatief. “Maar dat is pure voorzorg, er is geen enkel onderzoek dat bewijst dat dat afbraakproduct ook echt ontstaat,” aldus Hartemink. “Maar soms gaan media en politiek helemaal met dit soort dingen aan de haal.”

Zo ook in 2007 bij de “Southampton Six”. In dit onderzoek werd gepubliceerd dat de combinatie van bepaalde kleurstoffen met benzoaat verhoogde kans op ADHD zou geven. De EFSA heeft de betreffende stoffen opnieuw bekeken, maar kon geen verhoogde hyperactiviteit ontdekken. Maar de pers dook erop en er is flink gelobbyd in Brussel, daarom moet er per 20 juli 2010 toch een waarschuwing op de verpakking komen.

Dat hebben fabrikanten natuurlijk liever niet op hun snoep, dus schakelden producten over op een ander E-nummer. Hartemink: “Het is natuurlijk belangrijk om consumenten goed te informeren. Maar deze waarschuwing is niet bewezen en gaat mij echt te ver.”

Fabrikanten kunnen ook op andere manieren inspelen op de ongerustheid van consumenten. In plaats van het E-nummer, mogen ze namelijk ook gewoon de stofnaam op de verpakking zetten. Lysozym, een eiwit dat als conserveringsmiddel wordt gebruikt, kan als lysozym, E1105 of als ‘kippeneiwit’ op de verpakking staan.

Het NIZO instituut speelt daar handig op in en ontwikkelt andere eiwitten die bijvoorbeeld als verdikkingsmiddel kunnen dienen. Of deze eiwitten dan ook een additievenstatus moeten krijgen is niet helemaal duidelijk, volgens Bernd van der Meulen, professor voedingswetgeving aan de Universiteit Wageningen. “Het is een dun lijntje: als een stof als ingrediënt in een product zit, wordt hij alleen als zodanig op de verpakking vermeld krijgt hij geen e-nummer. Als hij als additief wordt toegevoegd, eigenlijk wel. Maar eiwitten worden al eeuwen als voedsel geconsumeerd en niet als gevaarlijk beschouwd, dus in dit geval zal het waarschijnlijk ‘ingredient’ worden.”

Schuldgevoel? Nergens voor nodig!

Tot slot nog even terug naar mijn magnetronlasagne. Is die nu minder gezond dan een zelfgemaakte ovenvariant? “Als hij evenveel vet en koolhydraten bevat, is de magnetronmaaltijd waarschijnlijk zelfs beter voor je,” vertelt Hartemink. “Een magnetron verwarmt meestal sneller, en dan blijven er meer vitaminen intact dan bij langzame opwarming in de oven.”

Zie ook