Naar de content

Wat is straattaal? Iedereen heeft er wel een mening over: de kranten, de televisie, de leraren en de onderzoekers. Maar de sprekers zelf komen niet echt aan het woord. Bestaat straattaal eigenlijk wel? Het eerste wat zou moeten gebeuren is goed onderzoek.

Iedereen lijkt te weten wat ‘straattaal’ is. In de krant verschijnt vaak het woord ‘straattaal’, op de radio en televisie horen we rappers ‘straattaal’ spreken en leraren maken zich af en toe zorgen over leerlingen die ‘straattaal’ zouden spreken. Maar wat is ‘straattaal’ eigenlijk?

René Appel heeft als eerste het woord straattaal bedacht en dat was aan het eind van de jaren negentig. Hij heeft dat woord ingevoerd omdat juffen en meesters toen het woord smurfentaal gebruikten. Met smurfentaal wilden de leraren benadrukken dat leerlingen geen naamwoorden of werkwoorden kenden maar voor alles ‘dinges’ zeiden. Zoals in “morgen ga ik dinges bellen” of “morgen gaan we dingesen”.

Smurfentaal is natuurlijk niet echt een positief woord want het geeft aan dat leerlingen geen woordenschat zouden bezitten, dus leerlingen zijn als kleine blauwe smurfjes die de hele dag smurfen. Straattaal is door Appel in het leven geroepen om een eind te maken aan het gebruik van het woord smurfentaal. Straattaal geeft aan dat jongeren op straat – buiten het gehoor van hun ouders en juffen en meesters – een ander soort Nederlands spreken. Maar hoe dit soort Nederlands eruit ziet weten we helemaal niet. Er zijn wel veel woorden waarvan iedereen denkt dat het straattaal is zoals chickie, tantu en onmin.

Een vrouw die met haar vinger naar de camera wijst.

Straattaal is geen taal op zich, maar wat het wel is, is ook niet goed af te bakenen.

subharnab voor Flickr via CC BY 2.0

Deze woorden komen oorspronkelijk uit het Sranan, een taal uit Suriname. Maar ook woorden als vet en cool worden tot straattaal gerekend. En nu wordt het lastig. Bijna iedereen zegt wel eens vet, nou ja goed mijn opa doet dat alleen voor de gekkigheid, maar als je vet zegt of super wil dat dan zeggen dat je dan een ander soort Nederlands spreekt? Niet dus, iedereen gebruikt wel eens woorden uit het Engels of uit een andere taal. En vaak gebruiken we ook Nederlandse woorden die eigenlijk een negatieve betekenis hebben in het woordenboek maar juist positief bedoeld zijn. Bijvoorbeeld “deze schoenen zijn gruwelijk”, dan zijn die schoenen juist erg mooi en een goede film is wreed. Ook wil het gebruik van vet, gruwelijk en chickie niet zeggen dat je de ‘normale’ Nederlandse woorden niet zou kennen.

Bij nader inzien klinkt ook straattaal niet erg positief, net als smurfentaal. In de dikke Van Dale staat: “taal zoals die men op straat hoort; platte en ruwe taal”. Zijn woorden als cool, vet, chickie en onmin plat en ruw? Sprekers die zulke woorden zeggen omschrijven hun taal of variëteit van het Nederlands als ‘jongerenomgangstaal’, ‘de taal die jongeren verstaan’, ‘hoe jongeren met elkaar praten’, ‘de taal van jongeren onder elkaar’ en ‘de taal die vrienden spreken en ouders niet kunnen verstaan’. Ook bijvoorbeeld Surinaamse jongeren in Rotterdam-Zuid in de deelgemeente Feijenoord zeggen vaak Surinaamse woorden te gebruiken en zelfs ook tegen volwassenen:

J: “..de hele dag nonstop. Zelfs als ik met mijn moeder praat, mama ik ga lusu (Sranan: weg), ja. Ja toch heb je dat soms niet met je vader.”
M: “Soms betrap ik mezelf ook, van eh wat zeg ik misschien begrijpt hij me niet, dan ga je weer normaal praten.”
A: “Ik praat tegen iedereen zo, behalve tegen mensen die het niet begrijpen, dan schakel je automatisch om.”

Straattaal bestaat dus eigenlijk niet – het is geen aparte taal naast het Nederlands zoals het Frans. Ook is het niet zo dat uitsluitend meertalige jongeren of uitsluitend jongeren die het Nederlands niet goed beheersen woorden uit andere talen gebruiken.

Dus dat wat straattaal genoemd wordt, is niet af te bakenen; het is geen taal op zich ook al denken mensen dat wel eens.

Aangezien straattaal niet bestaat maar het toch in die zin gebruikt wordt, denkt iedereen te weten wat voor een soort taal straattaal is. Voor de een betekent het inderdaad dat een Afghaanse jongere geen goed Nederlands beheerst, voor de ander houdt straattaal zinnen in als “Morgen ik ga naar huis” of “ik pak de boek”. Iedereen heeft er een eigen mening over: de kranten, de televisie, de meesters en juffen en de onderzoekers. De sprekers zelf komen niet echt aan het woord. Het eerste wat zou moeten gebeuren is goed onderzoek. Het meeste onderzoek tot nu toe vindt plaats door vragenlijsten in te laten vullen door leerlingen op middelbare scholen. Zij moeten dus bedenken of ze een bepaald woord zouden gebruiken of kennen. In deze vragenlijsten kan je alleen woordjes invullen en dan lijkt het al heel snel of ‘straattaal’ iets exotisch is. Kijk maar eens als je zo’n rijtje geïsoleerd ziet staan:

Drop je straattaal:

tezz = shit
woela = ik zweer
lan = maat, kameraad
jemek = je moeder
sma, chick, tjirie = meisje
canim, habibi, zin = leuk meisje
strak, vet, banish, frox = cool
afoe = trekje, peuk
jungo = weed
ik ga loesoe = ik ga weg
barki = honderd gulden

Rotterdams Wijktheater:

a16 = drukbezette hoer
ab = vriend, broer
abakpoen = achterlangs neuken
a batterij zwak = geen kracht meer
aboeng = goed
aboob ya = sukkel
a bub ya = houd je bek
adham = playboy, klootzak
adjaip, len = ‘te gek, jongen’
affoe = de helft, een deel, het laatste trekje
aftjappen = afhouden
agoman = homo
agou = beest
Agga = Den Haag

Dan vraag je je toch echt af of die sprekers geen ander onderwerp kunnen verzinnen, alleen maar lopen te schelden of niet fatsoenlijk Nederlands kunnen spreken. Maar hoe ziet het echte taalgebruik er uit? Komen er tien van zulke woorden voor in één zin? Er zijn opnames gemaakt in Rotterdam-Zuid en Amsterdam-Oost en daaruit blijkt dat woorden zoals hierboven spaarzaam gebruikt worden. Bovendien staat de betekenis ervan niet vast zoals je lijkt te denken als je zo’n rijtje woorden ziet staan. Ook worden die woorden echt niet alleen door jongeren gezegd.

Veel beter is het dus om onderzoek te doen waarin sprekers voor langere tijd gevolgd worden met een pen en aantekenschrift en bandrecorder om erachter te komen hoe zij Nederlands spreken, in welke situatie en of zij daarin variatie vertonen, bijvoorbeeld wanneer zij met vrienden spreken of met hun meester, wanneer zij in het buurthuis zijn of op school, hoe zij spreken in hun vrije tijd, hoe zij spreken in allerlei situaties die zich op een dag voordoen, hoe er gesproken wordt in Amsterdam-Oost of in Heerlen-Noord. Dan pas krijg je een goed beeld waarom zij anders kunnen spreken, waarom zij dat doen en hoe dat Nederlands eruit ziet: zijn dat alleen woorden, of ook uitspraak, of bouwen ze de zinnen ook anders?

Zie ook:

Straattaal woordenlijsten:

Dit artikel is een publicatie van Meertens Instituut