Naar de content

Kinderen en meertaligheid

Flickr, jess2284 via CC BY 2.0

Aan de UvA is een nieuw onderzoek gestart naar de taalontwikkeling van meertalige kinderen. De onderzoekers zijn niet alleen geïnteresseerd in verschillen en overeenkomsten met eentalige kinderen, maar vooral met kinderen die een taalstoornis hebben. Zowel kinderen met een taalstoornis als meertalige kinderen hebben soms taalproblemen. Volgens de onderzoekers zijn deze van verschillende aard.

Meer dan 20% van de kinderen in Nederland heeft een niet-Nederlandse ouder. Omdat deze ouders een andere taal dan het Nederlands spreken, groeien hun kinderen op in een meertalige taalsituatie waarin ze twee, drie of zelfs meer talen horen. Het grote aantal meertalige kinderen is niet specifiek voor Nederland: wereldwijd zijn er meer meertalige dan eentalige kinderen. Het is dus best opmerkelijk dat velen eentaligheid nog steeds als de norm beschouwen en dat ouders vaak onzeker zijn over meertalig opvoeden.

Een serieuzer probleem is dat logopedisten en klinisch linguïsten moeilijk onderscheid kunnen maken tussen taalproblemen die het gevolg zijn van meertaligheid en van taalstoornissen. Het risico is dat de kinderen een verkeerde diagnose, en daardoor niet de juiste behandeling krijgen. Om dit te onderzoeken is aan de Universiteit van Amsterdam (Amsterdam Center for Language and Communication) een samenwerking met de University of Reading gestart. Daarin wordt de taalontwikkeling van tweetalige Turks-Nederlands, Turks-Engelse en Turkse-Griekse kinderen bestudeerd.

Thuistaal

De kinderen in dit onderzoek hebben Turks als thuistaal. Zij hebben zich de dominante taal in de maatschappij (de meerderheidstaal) – Nederlands, Engels of Grieks – vaak op iets latere leeftijd eigen gemaakt. Ook komt het voor dat de verwerving van deze tweede taal pas op gang komt als de kinderen naar de basisschool gaan. In het project wordt onder andere gekeken naar de ontwikkeling van de meerderheidstaal van deze kinderen. Deze wordt vergeleken met die van eentalige kinderen zonder en met een taalstoornis.

In de verwerkingstaak moeten kinderen op een knop drukken als ze een bepaald woord voorbij horen komen, bijvoorbeeld ‘bloemen’. Zoals in dit voorbeeld: De meester is vandaag ziek geworden. Hij verwacht geen kado’s maar Alex geef bloemen aan de meester zodat hij beter wordt. Als kinderen merken dat de vorm van het werkwoord ( geef) fout is, drukken ze later op de knop. De verwerking van een foute zin kost tijd omdat de grammatica ‘in de war’ raakt.

Taalfouten

Uniek voor dit project is dat naast de taalproductie (bijv. spreken) van deze kinderen ook hun taalverwerking (bijv. luisteren) onderzocht wordt. Een populaire verklaring voor de fouten van kinderen die een tweede taal leren is namelijk dat ze geen gebrek aan kennis van de tweede taal hebben, maar steekjes laten vallen bij de uitspraak. Als deze hypothese klopt, dan is de verwachting dat deze kinderen in staat zijn om fouten in een verwerkingstaak waar te nemen. Het is goed mogelijk dat kinderen met een taalstoornis geen verschil tussen productie en verwerking vertonen, omdat bij hen de oorzaak voor fouten aangeboren, en dus diepliggender, is.

Het doel van dit nieuwe project is om grip te krijgen op de grammaticale fouten van meertalige kinderen. En om een bijdrage te leveren aan de studie naar verschillen tussen meertaligheid en taalstoornissen. De taalvergelijkende component heeft als voordeel dat conclusies niet alleen relevant zijn voor het Nederlands, maar ook voor andere talen.

De volledige titel van dit onderzoeksproject luidt: When agreement doesn’t agree: the production and processing of grammatical morphemes by L2 children and children with Specific Language Impairment. Het project loopt tot medio 2010 en wordt gefinancieerd door NWO Taalverwerving & Meertaligheid.

zie ook:

Dit artikel is een publicatie van Universiteit van Amsterdam (UvA)