Naar de content

Niet het braafste jongetje van de klas

Nederland heeft grote ambities maar duurzame energie blijft achter ten opzichte van andere landen.

unflickr, Flickr.com

Het is een belangrijk goed voornemen van de Nederlandse regering om Nederland in 2050 volledig op duurzame energie te laten draaien. Het laatste energie-rapport van het Energieonderzoek Centrum Nederland laat echter zien dat afgelopen jaren het aandeel duurzame energie wel geleidelijk aan toegenomen is, maar dat Nederland hierin toch nog steeds bescheiden is ten opzichte van buurlanden. Gaan wij dit goede voornemen voor 2050 wel halen?

Ons energiebeleid is nu zodanig opgesteld dat fossiele brandstof de overheid geld oplevert en duurzame energie de overheid geld kost. De belastingen op fossiele brandstoffen leveren de staat jaarlijks zo’n €35 miljard op. Het stimuleren van duurzame energie, zonder accijnzen, laat de inkomens van de staat flink dalen. Daarbovenop komen nog kosten van stimuleringsmaatregelen als subsidies en belastingvoordeel. Desondanks streeft de overheid er naar dat we in 2050 al onze energie duurzaam opwekken.

De Europese Unie heeft als doelstelling voor 2020 om 20% van het energiegebruik in Europa duurzaam op te wekken. Nederland moet hier met 14% aan bijdragen. “Maar ons kabinet is nogal ambitieus en wil in 2020 zelfs 16% van onze energie duurzaam opwekken”, aldus Esther Benschop, woordvoerster van het ministerie van Economische Zaken. Dit is een opstapje naar de grotere doelstelling voor 2050.

Op verzoek van het ministerie zijn de plannen van het Regeerakkoord VVD-PvdA geanalyseerd en volgens het Planbureau voor de Leefomgeving en het Centraal Planbureau is het mogelijk om een aandeel van 16% hernieuwbare energie in 2020 te realiseren – momenteel zitten we op 4,5%. Dit vergt onder andere wel inzet van relatief dure maatregelen, waaronder windmolenparken op zee en meestook van biomassa.

“De manier waarop energie duurzaam opgewerkt wordt, maakt niet uit. We willen met zo weinig mogelijk geld, zo veel mogelijk opwekken”, zegt Benschop. “Het is een soort drietrapsraket: CO2-uitstoot moet verminderd worden, het aandeel duurzame energie moet omhoog en als laatste moet er bespaard worden op energieverbruik.”

Geen energie is het meest duurzaam

Een eerste stap in de richting van de doelstelling, is het terugbrengen van ons gehele energieverbruik. “Géén energie is de meest duurzame vorm van energie”, stelt Benschop. In huishoudens is het gasverbruik al een aantal jaren dalende door efficiëntere verwarmingsketels en de verbeterde isolatie van woningen. Grote elektrische apparaten zijn ook veel zuiniger geworden waardoor ons elektriciteitsgebruik, – ondanks de toename van het aantal apparaten in huis – al een paar jaar stabiel is. Hiermee blijft Nederland met het huishoudelijk energieverbruik dicht bij het Europese gemiddelde. “Japan, vergelijkbaar met Europa qua inkomen en klimaat, bewijst dat het energieverbruik nog veel lager kan”, stelt het ECN. Daarnaast is Japan momenteel na China de grootste investeerder in zonne-energie.

Gemiddeld energieverbruik huishoudens in diverse landen. Japan heeft het laagste energieverbruik. De Verenigde Staten hebben het hoogste energieverbruik per huishouden. ECN

Het bezuinigen lukt ons in Nederland nog niet goed genoeg. Uit een rapport over het energieverbruik in Nederland van het Energieonderzoek Centrum Nederland (ECN) blijkt dat ons gasverbruik wel omlaag gaat, maar dat het daadwerkelijke bezuinigen op het gasverbruik van elektriciteit en autobrandstof amper lukt, zelfs ondanks de crisis.

Het meeste gas dat we in huis gebruiken, gaat vooral naar verwarming en warm water om te baden en douchen toe. Een gemiddeld huishouden van 2,2 personen heeft zo’n 12 douchebeurten per week. Voor een gemiddelde van 3.312 kWh elektriciteit en 1.484 m3 gas per jaar betaalt een huishouden ongeveer €1755 per jaar.

Wisselwerking buurlanden

Innovaties voor windenergie op zee en elektrische mobiliteit worden gestimuleerd. Ook de inzet van duurzame biomassa wordt aangemoedigd. Het Planbureau voor de Leefomgeving stelt dat biomassa op de lange termijn bij uitstek van belang is voor het koolstofarm maken van zwaar transport, zoals luchtvaart, zeevaart en vrachtauto’s.

Toch doet Nederland het qua duurzame energie-opwekking minder goed dan veel andere landen in de wereld, zoals bijvoorbeeld Denemarken met een aandeel van 30% duurzame energie. Zouden we van onze buurlanden kunnen leren of hebben wij in Nederland nou eenmaal niet de meest gunstige omstandigheden om onze energie duurzaam op te wekken?

Aandeel hernieuwbare elektriciteit in Europa. Het totale aandeel duurzame energie in Nederland is gemiddeld kleiner dan in buurlanden.

ECN

Inspirerend voorbeeld lijkt Noorwegen, dat ongeveer 95% van haar energie duurzaam opwekt. Maar hier blijken de omstandigheden dan ook een stuk gunstiger om energie duurzaam op te wekken, want Noorwegen heeft veel mogelijkheden voor waterkracht en aardwarmte dicht bij het oppervlak. De wisselwerking met ons omringende landen is wel cruciaal. Het lijkt daarom geen gek idee om hernieuwbare energie te importeren en een van de concrete maatregelen van onze regering is dan ook het stimuleren van deze import. Daarnaast zullen we ook eigen duurzame oplossingen moeten vinden al was het al om niet helemaal afhankelijk te zijn van andere landen.

Bij de opwekking van elektriciteit komt vaak warmte vrij. Meestal wordt deze warmteproductie gezien als een ongewenst verschijnsel en ‘geloosd’ door middel van koeling. Bij warmtekrachtkoppeling worden zowel de opgewekte elektriciteit als de vrijgekomen warmte nuttig gebruikt en op deze wijze energie bespaard.

Koploper

De industrie is met 65% de grootste verbruiker van energie. Dit lijkt dus een logische plek om met verduurzaming te beginnen. Het is ook een van de vlakken waarop Nederland het juist wél goed doet ten opzichte van de rest van de wereld. Nederland is koploper op het gebied van warmtekrachtkoppeling (WKK). Dit is een slimme manier om warmte en elektriciteit te produceren, waarbij de gebruikte brandstof efficiënter gebruikt wordt en energie bespaard wordt.

WKKs werken nu vooral op fossiele brandstoffen. Voor verdere verduurzaming zullen duurzamere energiebronnen dan aardgas moeten worden toegepast.

Transport

Een ander aandachtsgebied voor de overheid is transport. Dit bepaalt weliswaar slechts 20% van ons energieverbruik, maar geeft naast het terugbrengen van de CO2-uitstoot nog meer voordelen zoals het tegengaan van roet en fijnstof. In 2012 werd er slechts 2% aan duurzame biobrandstof en 0,4% aan duurzaam biogas uitgegeven. Daarom gaat de Rijksoverheid zuinige en schonere bussen in het openbaar vervoer inzetten. Ook wordt het elektrisch rijden bij burgers gestimuleerd. Om het doel van 2020 te behalen, heeft het ministerie van Infrastructuur en Milieu €11,4 miljoen beschikbaar gesteld.

Ten slotte is er €3 miljard aanwezig voor bedrijven om duurzame energie te produceren die er mede voor moet zorgen dat in 2020 16% van alle energie duurzaam wordt opgewekt. Dat heeft minister Kamp van Economische Zaken vorige week in een brief aan de Tweede Kamer gesteld. De steun wordt gegeven via de stimuleringsregeling duurzame energie (SDE+).

1 kWh elektriciteit =
  • 4 avonden tv kijken
  • 1 avond naar een plasmatv kijken
  • 20 maaltijden opwarmen in de magnetron
  • 10 uur internetten
  • 15 keer haar föhnen
  • 250 gaatjes boren
  • 1200 keer elektrisch scheren
  • 15 CD’s luisteren

1 m3 gas =

  • 50 keer handen wassen
  • 6 keer afwassen
  • 3 keer douchen
  • 1 keer in bad
  • 1 uur huis verwarmen op koude dag
  • 6 maaltijden koken

Toch bescheiden

Maar waar moet de overheid nou echt op inzetten om op de lange termijn volledig op duurzame energie te kunnen draaien? En is de import van hernieuwbare energie de meest logische oplossing omdat hiermee het gemakkelijkst de doelstelling wordt behaald? Is dat ook voor de lange termijn van 2050 de oplossing?

Of zou Nederland niet gewoon meer moeten investeren? Zelfs uitgedrukt in een percentage van het bruto nationaal product (BNP) bungelt Nederland onderaan met 0,03% van het BNP aan investeringen. Hiermee blijft Nederland (€0,2 miljard) toch echt achter in vergelijking met de €21 miljard van Italië (1,4% van het BNP) of de €22,3 miljard van Duitsland (0,93% van het BNP).

Mogelijk kan voor Nederland de inkoop van duurzame energie een brug zijn naar andere energiebronnen, want voor de lange termijn van 2050 kan de overheid niet alleen op relatief eenvoudige en goedkope methoden varen; daarvoor is de capaciteit simpelweg niet toereikend. Maar of dat vooral zonne-energie, windenergie, aardwarmte, of een combinatie hiervan is, moet nog worden bezien.

Ons duurzame energiegebruik neemt in ieder geval geleidelijk aan toe en volgens het Planbureau voor de Leefomgeving zijn de plannen van het Regeerakkoord in principe haalbaar, zij het in bescheidener vorm dan onze buurlanden. Een belangrijk voordeel: de prijzen voor fossiele brandstoffen stijgen en de kosten van hernieuwbare energie dalen, dus duurzame energie wordt de komende jaren relatief goedkoper.