Naar de content

Revalideren is leren

WikimediaCommons

Hoeveel een patiënt na hersenletsel leert van een revalidatieprogramma is volgens zorgverleners grotendeels afhankelijk van hoe ‘leerbaar’ de patiënt is. “Niet voor niets wordt gezegd: ‘revalideren is leren’”, zegt Utrechtse promovenda Hileen Boosman. Ze vond in dynamisch testen een potentieel goede raadgever hiervoor.

Als je hoofd een flinke optater heeft gehad, bijvoorbeeld door een val of een hersenbloeding, kan dat hersenletsel tot gevolg hebben. Sommige gevolgen van hersenletsel zijn duidelijk te zien, zoals problemen met lopen en praten. Andere gevolgen, zoals moeite met onthouden en concentreren, zijn aan de buitenkant niet gelijk zichtbaar.

Bij patiënten met hersenletsel nemen zorgverleners in het ziekenhuis of revalidatiecentrum cognitieve tests af om te kijken hoe het met die ‘onzichtbare’ problemen is gesteld. Bij zulke pen-en-papier tests gaan ze bijvoorbeeld na hoe goed iemand woorden of cijfers onthoudt. Boosman keek in haar promotieonderzoek naar een andere manier om zulke cognitieve tests af te nemen, om meer informatie in te winnen over de ‘leerbaarheid’. Dit deed ze bij het Kenniscentrum Revalidatiegeneeskunde Utrecht. Het onderzoek maakt deel uit van het Nationaal Initiatief Hersenen en Cognitie dat is opgezet vanuit NWO en de overheid om maatschappelijke en wetenschappelijke organisaties bij elkaar te brengen.

Kaartspel

Op dit moment schatten zorgverleners aan de hand van cognitieve tests in hoe ‘leerbaar’ een patiënt met hersenletsel is. Hoe beter iemand scoort op de tests, hoe beter iemand kan leren. Een goed geheugen is bijvoorbeeld belangrijk wanneer je nieuwe informatie moet aanleren, en om op een later tijdstip te herinneren wat je hebt geleerd. Om meer te weten over de leerbaarheid voegde Boosman (gefundeerd op literatuuronderzoek) een korte training toe aan een cognitieve test. “Hierdoor ontfutselen we meer informatie van patiënten om beter in kaart te brengen wat zij kunnen leren. Uiteindelijk hopen we daar de behandeling op af te stemmen”, zegt ze.

Omdat een korte training wordt toegevoegd aan een cognitieve test wordt er gesproken over ‘dynamisch testen’. Hoe zo’n dynamische testprocedure er uitziet? “Meestal wordt dezelfde cognitieve test drie keer achter elkaar afgenomen. Aan de tweede afname wordt een korte training toegevoegd. Dit is het test-training-hertest principe. Hierin krijgt een patiënt bijvoorbeeld extra informatie of worden strategieën uitgelegd. Door de resultaten op de eerste test (voor de training) en derde test (na de training) met elkaar te vergelijken maak je op of iemand wat geleerd heeft van de training”, legt Boosman uit.

De cognitieve test die Boosman in haar onderzoek dynamisch heeft afgenomen is de Wisconsin Card Sorting Test (WCST). Hierbij moet je drie keer een set kaarten op vier stapels sorteren. Bij het sorteren van de eerste en derde set kaarten weet je niet hoe je de kaarten moet sorteren (op vorm, kleur of aantal symbolen op de kaart). Daar kom je achter met vallen en opstaan. Je legt een kaart neer en de testleider vertelt of je de kaart goed of fout sorteerde. Op een gegeven ogenblik verandert het sorteercriterium en moet je opnieuw ontdekken waarop je moet rangschikken. Net zolang tot alle kaarten op zijn. De tweede set kaarten sorteer je tijdens de training. Dan wordt uitgelegd hoe je moet rangschikken en krijg je extra feedback na elke neergelegde kaart. Zoals ‘goed gesorteerd op kleur’, of ‘Fout, u moet niet op vorm sorteren’.

Het kaartspel is zeer bekend binnen het neuropsychologisch vakgebied. Het onderzoek van Boosman onderscheidt zich omdat deze test voor het eerst in deze dynamische vorm is afgenomen bij patiënten met hersenletsel. Zonder trainingsprincipe biedt de WCST inzicht in de flexibiliteit waarmee iemand van taak kan wisselen. Door de test dynamisch af te nemen onderzoek je hoe goed iemand nieuwe informatie aanleert en het geleerde toepast. Boosman: “Er zijn patiënten die veel vooruitgang laten zien na de training. Dit zijn de strong learners. Anderen blijven ook na de training laag scoren (poor learners).”

Scores

De meerwaarde van het dynamisch afnemen van een cognitieve test is dat je niet alleen zicht krijgt op wat iemand (niet) kan, maar ook in hoeverre iemand baat heeft bij training en begeleiding, stelt Boosman. Dit wordt de ‘cognitieve leerpotentie’ genoemd. Die informatie is mogelijk bruikbaar bij het samenstellen van het optimale behandelprogramma voor een patiënt met hersenletsel. “Als een patiënt bijvoorbeeld lage cognitieve leerpotentie heeft, is die persoon mogelijk meer gebaat bij intensieve begeleiding”, aldus Boosman. “Omgekeerd, als iemand juist hoge cognitieve leerpotentie heeft, is een poliklinische revalidatiebehandeling misschien voldoende. De volgende stap is dan ook om te bepalen in hoeverre de scores op dynamische cognitieve tests iets zeggen over leren in het dagelijks leven”.

Bron
ReactiesReageer