Naar de content

Trager en stijver

Wat doet veroudering met hart en bloedvaten?

Een aantal veranderingen in het hart is direct aan leeftijd gekoppeld. En ook in de bloedvaten treden, naarmate je ouder wordt, veranderingen op.

Een aantal veranderingen in het hart is direct aan leeftijd gekoppeld. Zo heeft het hart een natuurlijke pacemaker in de vorm van de sinusknoop. De sinusknoop is te vinden in de rechter boezem. Voor de verdere elektrische impulsgeleiding in het hart zijn de knoop op de overgang van boezem en kamer belangrijk en cellen die de impuls geleiden in de kamers.

Het impuls- en geleidingssysteem van het hart is onderhevig aan zogenoemde fibrosering: het vervangen van cellen door bindweefsel. Daarnaast vindt vervetting plaats: vervangen van cellen door vetcellen. Het aantal cellen in de sinusknoop loopt met de jaren terug. De gevolgen zijn dat de hartslag omlaag gaat met ouder worden en soms ontstaan er ook afwijkende activatiepatronen van de hartspier door gedeeltelijke verstoring van de impulsgeleiding.

Het gewicht van het hart neemt ook toe met de jaren. De wanden worden wat dikker terwijl het aantal spiercellen afneemt. Ook hier speelt fibrose weer een rol. Door het dikker worden van de wanden ontspannen de kamers na het samenknijpen minder en ook de grootte van de linker kamer neemt af. Daardoor stroomt er minder bloed uit de boezem de kamer in tijdens de rustfase. Hierdoor neemt de mogelijkheid voor het hart om extra bloed rond te pompen bij inspanning af.

Hartfilmpje

Op het electrocardiogram of hartfilmpje verandert op zichzelf niet veel tijdens de veroudering. Wel zie je op latere leeftijd vaker ritmestoornissen optreden.

Een ritmestoornis die sterk samenhangt met veroudering is boezemfibrilleren. Daarbij is de elektrische activiteit op boezemniveau chaotisch, waardoor de boezems niet meer effectief samentrekken en daardoor ook geen bloed meer doorpompen naar de kamers. Bovendien wordt de activiteit van de kamers hierdoor onregelmatig.

De veranderingen in het impuls- en geleidingssysteem en de langzamere vulling van de kamers dragen bij aan de hoge frequentie van boezemfibrilleren onder de oudere bevolking. Bij tachtigjarigen loopt dit op tot 10%.

Een andere normale verandering ten gevolge van het ouderworden is het ophopen van het ‘verouderingspigment’ lipofuscine. Hoewel de ophoping van deze eiwitresten een bruine kleur geeft aan het oudere hart lijkt lipofuscine geen effect te hebben op de hartspierfunctie.

Behalve de afname van hartspiercellen gaan ook de hartkleppen langzaam achteruit in kwaliteit en functie waardoor ze soms gaan lekken of juist vernauwd raken. Deze veranderingen kan een arts bij lichamelijk onderzoek horen als een ruis op het hart.

Bloedvaten

In de bloedvaten zitten sensoren die bloeddruk kunnen meten. Deze zogenoemde baroreceptoren zorgen ervoor dat de bloeddruk min of meer constant blijft als de lichaamshouding of het niveau van lichamelijke inspanning verandert. Met het ouder worden neemt de gevoeligheid van die receptoren af. Hierdoor kan het bij het opstaan langer duren voordat de bloeddruk is aangepast. Daardoor ontstaat duizeligheid, omdat het brein even te weinig bloed krijgt.

De gevoeligheid van de receptoren is indirect te meten door de bloeddruk te controleren in liggende houding en direct na het opstaan. Als er in de bovendruk een verschil zit van meer dan 20 mm Hg, is er sprake van orthostatische hypotensie: een houdingsafhankelijke lage bloeddruk.

Met de leeftijd gaat ook de bloeddruk wat omhoog. Dat heeft verschillende oorzaken. Een belangrijke component zit in vaatveranderingen van zowel de kleine bloedvaten als de grotere inclusief de lichaamsslagader, de aorta. Doordat de wand van de kleine bloedvaten wat dikker wordt is er minder efficiënte uitwisseling van zuurstof en voedingscomponenten tussen het bloed en de omliggende weefsels.

Ook worden de vaatjes hierdoor minder soepel waardoor de weerstand in de circulatie toeneemt. Deze veranderingen in het bindweefsel in de vaatwand zijn nog meer uitgesproken in de aorta, die stugger en stijver wordt. Door de hogere bloeddruk moet het hart harder werken, waardoor ook de hartspierwand iets toeneemt in dikte.

De kransslagaders, de bloedvaten die de hartspier zelf van bloed voorzien kunnen ook aan de binnenkant afwijkingen krijgen. Dat begint met het ophopen van cellen die vet verzamelen. Op latere leeftijd kan dat leiden tot een vernauwing waarin vetcellen, cholesterolkristallen, ontstekingsweefsel, bloed en vaak ook kalk zitten; vandaar de naam aderverkalking. Als een ziek bloedvat met een dergelijke vernauwing ‘onrustig’ wordt kan ook de stolling geactiveerd worden, waardoor er een acute afsluiting van een vat kan ontstaan. Een stuk van de hartspier krijgt dan geen bloed meer. Dit proces van vaatafsluiting veroorzaakt dan een hartaanval of hartinfarct.

Hart- en vaatdieet

Uit veel onderzoek blijkt dat gezonde voeding (vis, noten, fruit, zwarte chocolade, rode wijn met regelmaat, vermijden van snelle suikers, rood vlees en melkproducten) een positief effect heeft op de levensverwachting in het algemeen en op hart en bloedvaten in het bijzonder.

Daarnaast is uiteraard het niet hebben van overgewicht en het niet roken van essentieel belang. Ook een sportief recreatief inspanningniveau is gunstig voor hart en bloedvaten. Geen inspanning maar ook overmatige inspanning leiden tot verkorting van telomeren en dit wordt geassocieerd met veroudering van onder andere hart en bloedvaten. Bovendien hebben extreme duursporters, zoals ervaren marathonlopers, vaker ernstige vernauwingen in de kransslagaderen.

Dit artikel is een publicatie van Stichting Biowetenschappen en Maatschappij