Naar de content
Faces of Science
Faces of Science

Waarom het recht klimaatengineering het liefste negeert

B.Monginoux

Het onderwerp klimaatengineering leidt tot een breed scala aan reacties. Het lijkt er op dat we met klimaatengineering mogelijk klimaatrisico’s kunnen verminderen. Dus volgens mij moeten we – ondanks de nadelen en risico’s – het in elk geval onderzoeken. Natuurlijk is er regelgeving nodig, maar ik denk dat algemene beginselen en flexibele normen effectiever zijn in vergelijking met bindende internationale verdragen.

Andere onderzoekers, vooral in de rechtswetenschap, zijn echter sceptischer. Een geleerde schrijft bijvoorbeeld in een artikel met de onthullende subtitel Last Resort or the End of Humanity? dat _the deployment and large-scale research of SRM [solar climate engineering] must be prohibited from the outset. Ik ben het hier totaal niet mee eens. De meeste juristen en milieurecht-wetenschappers beginnen met de waarneming dat klimaatengineering risico’s met zich meebrengt, maar ze negeren de potentiële voordelen. Daarna vragen ze: hoe kunnen wij het beperken?

Waarom houden juristen slechts rekening met een kant van de medaille? En waarom denken zij alleen aan de beperkende functies van recht? Vijf redenen, op volgorde van duidelijk naar iets vager:

1) Ten eerste is klimaatengineering een opkomende technologie. Zulke technologieën ontwikkelen snel. Recht is daarentegen behoudend. We zien vaker bij opkomende technologieën zoals het internet en genetische modificatie, dat rechtswetenschappers onzeker zijn over hoe het recht erop toe te passen. Verder weet de maatschappij in het algemeen nog niet wat ze van de technologie wil.

2) Ten tweede zal eventuele klimaatengineering wereldwijd gevolgen hebben. Daardoor zouden een heleboel rechtsinstrumenten zoals verdragen, gewoonterecht, en nationaal recht van toepassing zijn. Deze rechtsinstrumenten spreken elkaar vaak tegen.

3) Ten derde levert klimaatengineering een soort spanning op. Het zou enerzijds de gevolgen van klimaatverandering verminderen. Toch zou het tegelijkertijd zijn eigen milieu- en sociale risico’s veroorzaken. Eigenlijk is het een risico-risico trade-off.

4) Ten vierde presenteert klimaatengineering een ander soort probleemstructuur dan typische milieuproblemen en -conflicten. De meeste nemen de vorm van een economisch negatieve externaliteit met het milieu als het medium. Een externaliteit is een activiteit die effect heeft op mensen die hun toestemming niet hebben gegeven voor die activiteit. Rechtelijk is dit onrechtvaardig, en economisch is dit inefficiënt. Soms zijn de effecten van zo’n externaliteit negatief, denk bijvoorbeeld aan milieuvervuiling. Milieubeleid probeert in het algemeen zulke negatieve externaliteiten te voorkomen of te compenseren. Daarvoor bestaan regels, standaarden, verbodsbepalingen, belastingen, vergunningen, enzovoort om bepaalde activiteiten te beperken. Maar het lijkt er op dat klimaatengineering —vooral zonneklimaatengineering— grootschalige positieve externaliteit biedt. In plaats van beperkingen opleggen, zijn coördinatie, wederzijdse terughoudendheid en voorkoming van misbruik nodig. Deze acties liggen buiten de kern van het milieurecht.

5) Ten slotte strijkt klimaatengineering tegen de vleug in met betrekking tot de culturele fundering van milieurecht. Het vakgebied kreeg ooit vorm vanuit het algemener groeiende bewustzijn dat wij mensen niet genoeg rekening hielden met de negatieve impact van onze acties op het milieu. Dat was vooral het geval met grootschalige technologieën. De heersende gedacht is dat we nederiger en sceptischer moeten worden, en zachtjes lopen op onze gedeelde aarde. Klimaatengineering impliceert anders.

Meer weten over dit onderwerp? Ik ga hierover een lezing geven bij het International Law Discussion Panel tijdens de vergadering van de International Law Students Association, donderdag 21 mei om 18.00 in Den Haag.

ReactiesReageer