Naar de content

Weer wat geleerd: Zicht en de beperkingen

Dit artikel gaat over “meteorologisch zicht” en de beperkingen ervan (in bijvoorbeeld het verkeer). Het meteorologisch zicht kent twee vormen: het horizontaal zicht en het vertikaal zicht. De eerstgenoemde is de meest gebruikte en is de afstand van de waarnemer tot een voorwerp aan de horizon die nog net en duidelijk zichtbaar is en voldoende afsteekt tegen de achtergrond. Hierbij wordt meestal gebruik gemaakt van het slechtste waarneembare zicht rondom de waarnemer.

Het meteorologisch zicht kent twee vormen: het horizontaal zicht en het vertikaal zicht. De eerstgenoemde is de meest gebruikte en is de afstand van de waarnemer tot een voorwerp aan de horizon die nog net en duidelijk zichtbaar is en voldoende afsteekt tegen de achtergrond. Hierbij wordt meestal gebruik gemaakt van het slechtste waarneembare zicht rondom de waarnemer.

Deze afstand wordt uitgedrukt in meters (bij zichten beneden 5 km) of in kilometers. Boven een vlak aardoppervlak met weinig obstakels (bijv. boven zee) is in principe max. 65 of 70 km zicht mogelijk. Meer is niet mogelijk vanwege de aardkromming. Boven vlak land is meestal 40 km het meest haalbare zicht. Zichten beneden 1000 m komen voor tijdens zware neerslag of in mistsituaties.

Vertikaal zicht wordt gegeven tijdens een moeilijk of niet waarneembaar wolkendek bij dichte mist of zware neerslag. In plaats van informatie over wolkenbasishoogte wordt het vertikaal zicht vermeld.

Mist

Een verschijnsel bestaande uit gecondenseerd waterdamp of te wel nietige waterdruppeltjes niet groter dan ca. 0.1 mm in doorsnee.
Het zicht wordt door de enorme dichtheid van deze druppeltjes fors belemmerd en in ieder geval per definitie beneden 1000 m. Beneden 200 m is er sprake van dichte mist, of beneden 50 m van zéér dichte mist.

Mist ontstaat door verschillende oorzaken, te weten twee belangrijke:
a. sterke afkoeling van lucht door sterke uitstraling.
b. verhoging van de luchtvochtigheid door binnenstromen zachtere lucht die over een kouder oppervlak afkoelt.

Voorbeelden zijn o.a. ‘s nachts bij een heldere hemel en een vrij zwakke wind in al voldoende vochtige lucht; ‘s winters bij dooinval (warmere lucht) over een koud oppervlak (besneeuwd).
Mist kan optreden in uitgestrekte gebieden op grote schaal of in banken. Vooral mistbanken zijn het verradelijkst en meest verrassend omdat ze plotseling gevormd kunnen worden en uit kunnen breiden, bijv. vanuit een weiland naar een nabijgelegen snelweg.

Grondmist

Fysiek hetzelfde als mist maar minder uitgestrekt in hoogte. Zolang de hoogte van de top van de mistlaag niet groter is als 2 m (boven land) dan spreekt men van grondmist. In weilanden is dit goed te zien doordat koeien net met hun kop boven de mistlaag uitsteken of aan de boomtoppen die schijnen te zweven. Groeit de grondmist verder uit dan gaat men vaak over naar mistbanken.

Dikwijls begint mist als grondmist, doordat het luchtlaagje dichtbij de grond het eerste de kritieke temperatuur bereikt, benodigd voor de vorming van mist. Grondmist ontstaat dikwijls tijdens nachtelijke uitstraling bij weinig wind en onbewolkt weer.

Nevel

Nevel is een sterk verdunde mist. Het is eveneens een verzameling kleine waterdruppeltjes die minder dicht opeen door de lucht zweven dan mist. Per definitie wordt nevel gerapporteerd bij zichten beneden 10 km, maar hoger dan of gelijk aan 1 km. Tevens is er een relatieve vochtigheidsgraad van boven de 80 %.

Heiigheid

Verzameling van voornamelijk stof -of zanddeeltjes eventueel met een kleinere hoeveelheid waterhoudende deeltjes. De kleur is meestal een bruingrijze of geelbruine kleur, in vergelijking met nevel die meer witgrijs van kleur is.

Heiigheid komt voor onder een laagliggende en sterke inversie die de uitwisseling van vervuilde lucht met de bovenliggende luchtlagen belemmert en waardoor deze opgesloten blijft. Vooral vlakbij industriegebieden komt dit voor of wanneer de wind vanuit zulke gebieden naar een ander gebied stroomt en deze lucht meeneemt. Praktijkvoorbeeld is tijdens een hogedruksituatie boven Noord-Duitsland met een zuidoostelijke stroming vanuit het Rührgebied naar Nederland toe. Het zicht varieert veelal tussen 2 en 10 km, soms zelfs nog minder.

Dit artikel is een publicatie van Meteonet