Naar de content

Dyslexie, verschillende oorzaken in verschillende landen?

Tussen landen waar een andere taal wordt gesproken, verschilt het aantal mensen met dyslexie behoorlijk. Dyslexie is een leesprobleem, dat te maken heeft met het leren koppelen van leestekens en spraakklanken. Het verschil tussen de sprekers van verschillende talen hangt hiermee samen: hoe eenduidiger de koppeling van klank en leesteken, hoe minder dyslectici. Wetenschappelijk hersenonderzoek legde de algemene biologische oorzaak achter dyslexie bloot.

Er wordt veel onderzoek gedaan naar de biologische oorsprong van dyslexie; oftewel naar wat er mis gaat in de hersenen van personen met deze aandoening. De grote uitdaging van het onderzoek is dat we met behulp van kennis over de oorzaken, het probleem wellicht op jonge leeftijd te kunnen vaststellen en aanpakken. Het wordt dan misschien mogelijk om kinderen op jonge leeftijd al speciale lessen te geven waarmee de taalontwikkeling als het ware de goede kant op gestuurd kan worden. Uit zulk onderzoek is gebleken dat dyslexie meer voorkomt in Engeland dan in Italië. Zou de biologische oorzaak van dyslexie dan ook verschillend zijn in deze landen?

Wat is dyslexie?

Dyslexie is een specifieke lees- en spellingsstoornis. De aandoening heeft niets te maken met intelligentie, maar geeft specifiek problemen met lezen, spellen, en schrijven. Verder is het leesprobleem niet te verklaren in termen van slecht onderwijs of een slechte motivatie. Mensen met dyslexie hebben een leesvaardigheidsniveau dat (veel) lager is dan je op basis van leeftijd en IQ zou verwachten.

Er zijn twee vormen van dyslexie te onderscheiden. Ten eerste de ontwikkelingsdyslexie. Hierbij ontwikkelt de leesvaardigheid, als gevolg van een mankement in de hersenontwikkeling, niet vlekkeloos. Wat er precies misgaat in de hersenen van dyslectische kinderen is nog niet helemaal duidelijk.

Ten tweede is er een verkregen vorm van dyslexie. Dit betreft de situatie waarbij op latere leeftijd leesproblemen ontstaan. De hersenen (en daarmee de leesvaardigheid) zijn wel normaal ontwikkeld, maar lopen beschadiging op. Zo’n hersenbeschadiging wordt een laesie genoemd en kan ontstaan door bijvoorbeeld een verkeersongeluk of een hersenbloeding.

Het verschil tussen de twee vormen van dyslexie zit hem dus in de oorzaak. Bij de verkregen vorm ontwikkelen de hersenen (en de taalvaardigheid) normaal, maar ontstaat er later een beschadiging. De oorzaak van ontwikkelingsdyslexie ligt in de hersenontwikkeling zelf.

Dit artikel gaat over ontwikkelingsdyslexie en over het opmerkelijke fenomeen dat deze aandoening niet overal evenveel voorkomt. In Engelstalige landen bijvoorbeeld, zijn er in verhouding meer dyslectische kinderen dan in Italië. Om er achter te komen hoe dit mogelijk is, (welke verschillen tussen de talen van invloed zijn op het voorkomen van dyslexie) is het belangrijk om eerst te kijken naar de geschiedenis van geschreven en gesproken taal.

Omdat dit artikel alleen de ontwikkelingsvorm van dyslexie behandelt, wordt met ‘dyslexie’ automatisch ontwikkelingsdyslexie bedoeld.

De geschiedenis van gesproken en geschreven taal

Gesproken taal is veel ouder dan geschreven taal. Gesproken taal is namelijk op een natuurlijke wijze geëvolueerd. Men schat dat spreken ongeveer honderdduizend jaar oud is, terwijl schrijven pas zo’n vijfduizend jaar bestaat. En sindsdien heeft het nog een tijd geduurd voordat lezen en schrijven gemeengoed werd, in het begin werden deze vaardigheden alleen door priesters en monniken beheerst.

Het ‘leeftijdsverschil’ tussen gesproken en geschreven taal is erg belangrijk. Gesproken taal heeft zich, doordat het zoveel ouder is, veel langzamer en natuurlijker kunnen ontwikkelen. Het is een evolutionair ontwikkelde hersenfunctie, die onze soort hielp te overleven. Het menselijk brein is genetisch zo gevormd, dat wij een boodschap verbaal kunnen uiten ( spreken), spraak kunnen begrijpen ( luisteren, of spraakwaarneming), en ook verbaal kunnen denken.

Geschreven taal daarentegen, is een culturele inventie. Het schrift heeft zich sneller ontwikkeld dan onze hersenen: het is geen genetische eigenschap. Het is dus eigenlijk verbazingwekkend dat we zo goed bleken te zijn in het leren onthouden van al die op zichzelf betekenisloze tekentjes, de letters. We kunnen ze niet alleen onthouden, we zijn ook in staat om ze moeiteloos om te zetten in betekenisvolle woorden en zinnen. Dat is best verrassend, aangezien onze hersenen niet evolutionair gevormd zijn om dit te doen, in tegenstelling tot de gesproken taal.

Het zojuist besproken verschil tussen gesproken en geschreven taal is een verschil in fylogenetische ontwikkeling (zie het intermezzo voor uitleg). Een dergelijk verschil komt ook tot uiting in de individuele (taal-) ontwikkeling bij mensen. Ook wel ontogenetische ontwikkeling genoemd. Gesproken taal wordt namelijk vanaf de geboorte geleerd, dit leerproces is automatisch en snel. Vanwege het automatisme is er geen instructie nodig: baby’s leren praten, door simpelweg te luisteren. Het aanleren van geschreven taal – dat wil zeggen lezen, schrijven en spellen – is niet zo’n eenvoudige klus. Hiervoor is intensief onderwijs noodzakelijk. Tegen de tijd dat kinderen leren lezen, beheersen zij de gesproken taal al. Kortom, ook in de ontwikkeling van het individu (de ontogenese) is de gesproken taal eerder aanwezig.

Fylogenetische ontwikkeling is de (evolutionaire) ontwikkeling van een soort, in dit geval de mens. Dit woord is afgeleid van de Griekse woorden ‘fylum’ en ‘genesis’. Fylum betekent stam of hoofdafdeling van het dierenrijk, en genesis betekent ontstaan of wording.

Met ontogenetische ontwikkeling wordt de ontwikkeling van een individu bedoeld, vanaf het moment van bevruchting tot het overlijden. Dit woord komt ook uit het Grieks, ‘onta’ betekent de zijnde of bestaande dingen.

Het schrift is uitgevonden om gesproken taal te representeren in een minder vluchtige vorm. In alfabetische schriften komen letters overeen met losse spraakklanken, zoals dat in het Nederlands, Engels of Italiaans gebeurt. Alfabetisch wordt daarom ook wel fonetisch genoemd (naar fonetiek, dat klankleer betekent). In de linguïstiek (taalkunde) heten letters ook wel grafemen, en de losse spraakklanken fonemen.

Er zijn ook andere soorten geschrift, waarin visuele symbolen geen losse spraakklanken, maar hele woorden of zelfs meerdere woorden weergeven, zoals in het Chinees of Japans. Dit soort schriften worden logografische of pictografische schriften genoemd. Japan gebruikt zelfs beide soorten, het oude pictografische schrift (Kanji) en een nieuwer fonetisch schrift (Kana), omdat dit gemakkelijker te leren is (respectievelijk twee- tot vierduizend tekens en 46 tekens!).

Verschillen tussen talen

Talen met alfabetische schriften verschillen onderling in hoe goed de afzonderlijke letters overeenkomen met de afzonderlijke klanken. In een ideaal schrift zouden er precies evenveel letters bestaan als klanken. Dan zou er voor elke klank één letter bestaan en kon je nooit in de war raken over hoe je een uitgesproken woord schrijft, of hoe je een woord uitspreekt dat je leest. Helaas is dit lang niet in elke taal het geval. In het Nederlands bijvoorbeeld, bestaat de klank g die je zowel met de letter ‘g’ alsook met de lettercombinatie ‘ch’ kunt schrijven.

Omgekeerd zijn er ook voorbeelden te bedenken van letters die verschillende klanken voorstellen. De letter ‘c’ bijvoorbeeld, moet soms uitgesproken worden als s (“cent”) en soms als k (“conducteur”). En de letter ‘a’ wordt soms kort uitgesproken en dan weer lang, afhankelijke van de rest van het woord (“kat, kater”). Om gek van te worden toch?

Maar we mogen ons nog gelukkig prijzen. De Engelsen en Amerikanen hebben het nog veel moeilijker. De Engelse taal is het meest inconsistent in de koppeling tussen letters en klanken. Waarschijnlijk zul je dit wel gemerkt hebben, tijdens het leren van nieuwe Engelse woorden. Als de leraar ze niet eerst uitspreekt, heb je geen idee hoe je ze zegt. Denk bijvoorbeeld maar eens aan de uitspraak van de lettercombinatie rough in de woorden ‘through’, ‘rough’ en ‘thorough’. Of aan de uitspraak van ‘laughter’, die verandert als je er een s voor plaatst (‘slaughter’). Geen touw aan vast te knopen dus. Er zijn ook talen die een schrift hebben dat wel perfect overeenkomt met de klanken. Voorbeelden van deze talen zijn Fins, Italiaans en Turks.

Orthografie is een wetenschappelijk woord voor spellingsleer. Italiaans heeft een zogenaamde oppervlakkige orthografie: er is een zeer consistente koppeling van letter en klank. Het Engels wordt vanwege zijn inconsistente klank-letter-koppeling, een diepe orthografie genoemd. Het Nederlands zit er zo’n beetje tussenin. Het is opvallend dat in landen met diepere orthografieën méér kinderen dyslectisch zijn, dan in landen met oppervlakkigere orthografieën. Om dit te kunnen verklaren moeten we eerst wat meer te weten komen over hoe kinderen leren lezen.

Leren lezen: het koppelen van letters aan klanken

Het leren lezen gebeurt in verschillende fasen. De eerste (visuele fase) bestaat uit het gokken naar de betekenis van geschreven woorden, op basis van visueel geheugen en aanwijzingen zoals woordlengte en beginletters. Daarna volgt de fase waarin het lezen een stuk systematischer gaat. Het kind leert dan de koppeling tussen letters en klanken, oftewel het alfabet (alfabetische fase). Het wordt mogelijk om niet eerder gelezen woorden uit te spreken, eenvoudigweg door alle letters om te zetten in klanken en deze aan elkaar te rijgen tot een woord. Deze taak is het eenvoudigst als alle letters maar op één manier kunnen worden uitgesproken. In de laatste fase is het lezen volledig geautomatiseerd.

Dyslectische kinderen blijken het meest moeite te hebben met de overgang van de visuele fase (de kennis dat een woord dat eruitziet als BOOM als “boom” moet worden uitgesproken) naar de alfabetische fase (de klank-letter-koppeling). Het lijkt erop dat ze die koppeling, en het gebruik ervan tijdens lezen, maar moeilijk onder de knie krijgen. Dit gegeven kan de verklaring zijn voor het verschil in het voorkomen van dyslexie onder verschillende talen. Want als het probleem ligt bij het aanleren van de koppeling tussen letters en klanken (oftewel de grafemen en fonemen), dan wordt dit versterkt als deze ook nog eens zeer inconsistent zijn, zoals in het Engels.

Het brein van Italiaanse, Franse en Engelse dyslectici

Een internationale groep wetenschappers heeft geprobeerd om uit te vinden of de hersenen van dyslectici uit verschillende landen anders functioneren. Onder de wetenschappers waren vier Italianen (Paulesu, Fazio, Cappa en Cossu), drie Fransen (Démonet, Chanoine en Habib), en drie Engelsen (McCrory, Frith en Frith). Uit elk land werd een groep dyslectische personen geselecteerd, én ter controle een groep normaal lezende personen. Zoals we al eerder zagen, heeft het Italiaans een volledig oppervlakkige orthografie en het Engels juist een diepe. Het Frans ligt er tussenin. We hebben ook al gezien dat er in Engeland veel meer dyslexie voorkomt dan in Italië. Deze gegevens maakten de gekozen groep proefpersonen erg geschikt voor het onderzoek!

Afbeelding 1. PET-scanner (Siemens ECAT 953B, gebruikt in Minneapolis), het technisch vernuft waarmee hersenactiviteit in plaatjes wordt weergegeven.

Met een zogenaamde PET-scanner (Positron Emission Tomography; afbeelding 1) kunnen driedimensionale foto’s worden gemaakt van de hersenen, waardoor het mogelijk is om ín de hersenen te kijken. Het hele speciale aan de PET-scanner is dat deze geen beelden maakt van hoe het brein er werkelijk uitziet, maar van de hersen activiteit.

Het werkt als volgt: aangezien actieve hersengebieden meer zuurstof nodig hebben om de zenuwcellen te kunnen laten werken, is in deze gebieden meer bloed nodig. De toegenomen bloedtoevoer is precies wat je kan meten met PET. Indirect meet je zo dus hoe hard zenuwcellen werken (oftewel hoe actief ze zijn) in verschillende delen van de hersenen.

De proefpersonen werden in de scanner gelegd en moesten daar bepaalde leestaken uitvoeren. De onderzoekers konden toen de hersengebieden lokaliseren die gebruikt worden tijdens lezen. Ook kon onderzocht worden in welke mate de gebieden geactiveerd waren, of ze heel erg actief waren of maar een beetje. In de hersenen van de controlegroep bleek een gebied in de temporale kwab van de linker hersenhelft actief te zijn tijdens lezen. Dit is het gebied van de hersenen direct achter de slaap/oren (zie voor meer informatie over hersenanatomie: www.neuropat.dote.hu/ ). Het opvallende was dat alle dyslectische proefpersonen, dus zowel de Italiaanse, de Franse, en de Engelse, sterk verminderde activiteit vertoonden in ditzelfde gebied (afbeelding 2).

Afbeelding 2: Actieve hersengebieden in dyslectische en normale lezers uit de drie verschillende landen: Engeland, Frankrijk en Italië.A: Actieve gebieden in normale lezer (rood), weergegeven op een gestandaardiseerd brein.B: Actieve gebieden in dyslectische lezer (rood), weergegeven op een gestandaardiseerd brein.C: Gebieden die significant méér geactiveerd zijn in normale lezer dan in dyslectische lezer. Dit zijn voornamelijk zogenaamde temporale gebieden.D: De toename van bloedtoevoer in de gebieden afgebeeld in C. De witte balken zijn de normale lezers, de grijze balken de dyslectische. Terwijl de normale lezers een toename hebben in bloedstroom (balken hebben positieve waarden), vindt bij de dyslectische lezer een afname plaats in deze gebieden (negatieve waarden). (Bron: Paulesu et al., Science 291: 2165-2167, 2001.)

De conclusie van dit onderzoek is dat dyslexie binnen alle talen dezelfde biologische oorzaak heeft. De aandoening komt alleen minder vaak voor in landen waar een taal wordt gesproken die een oppervlakkige orthografie heeft. Het lezen is in die taal namelijk gemakkelijker, door de hoge consistentie tussen klanken en letters. Alle dyslectische kinderen starten hun geschreven-taalontwikkeling dus met dezelfde verstoring in de hersenen, maar de Italiaanse kunnen uiteindelijk toch beter lezen dan de Engelse. Dit gegeven toont nog eens duidelijk hoe geschreven taal een functie is, die we aanleren tijdens onze individuele ontwikkeling zonder dat onze hersenen hieraan volledig zijn aangepast.

Al met al lijkt het er op dat voorlopig de beste remedie tegen dyslexie een verhuizing naar Italië is, om daar te leren lezen! Helaas zal dit niet door de verzekering worden vergoed…

Bronnen
  • Van Atteveldt N., Van Dijk J. “Cognitieve neurowetenschappen: de biologie van het denken, taal en bewustzijn” (verschenen op Kennislink)
  • Frith, U. (1985). “Beneath the surface of developmental dyslexia”. In Surface dyslexia. K. E. * Patterson, J.C. Marshall and M. Coltheart. London, Routledge & Kegan-Paul.
  • Grigorenko, E.L. (2001). “Developmental dyslexia: an update on genes, brains, and environments.” Journal of Child Psychology and Psychiatry 42 (1): 91-125.
  • Levelt W. (2000) “Dyslexie”. Natuur & Techniek, 4: 64.
  • Paulesu E., Démonet J.F., Fazio F., McCrory E., Chanoine V., Brunswick N., Cappa S.F., Cossu G., Habib M., Frith C.D., Frith U. (2001). “Dyslexia: Cultural diversity and biological unity”. Science 291: 2165-2167.
  • Snowling, Margaret J. (2002). “Dyslexia”, 2nd edition. Oxford, Blackwell Publishers.
  • Spencer, Ken (2000). “Is English a dyslexic language?”. Dyslexia 6: 152-162.
  • Van der Klaauw en Van Oordt’s “Technische termen – voor het gebruik bij het Zoölogisch en Medisch-Anatomisch Onderwijs aan de Nederlandse Universiteiten en Hogescholen”, door J.W.M. Osse, J.F.J. Frings, & C. Zitman-Elferink, 9e herziene druk, 1993. Leiden, E.J. Brill.
Dit artikel is een publicatie van Nederlands Instituut voor Biologie (NIBI)