Naar de content

Nederland is geen Terschelling

Leren van de klimaataanpak op een Waddeneiland

Arend Jan Wonink, Flickr via CC BY-NC 2.0 Deed

Ook Terschelling ontkomt niet aan klimaatverandering. Op het eiland zijn alle partijen met hulp van een rekenmodel in gesprek over hun toekomst. Is dit een voorbeeld voor de rest van Nederland?

“Terschelling is één van de plekken waar je de effecten van klimaatverandering het eerste ziet”, stelt grondwaterhydroloog Vince Kaandorp van onderzoeksinstituut Deltares. Tijdens de steeds hetere en drogere zomers zakken de grondwaterstanden op het eiland dieper weg dan vroeger. In combinatie met de stijgende zeespiegel neemt het risico op verzilting toe. Dat maakt het zoete water onbruikbaar.

Dat zorgt niet alleen voor problemen met de drinkwatervoorziening, maar is ook lastig voor de natuur en landbouw in de polder. Veel planten kunnen niet tegen het zoute water. Een makkelijke oplossing is er niet: het aanleggen van een tweede zoetwaterleiding vanaf het vasteland is te duur. En dus moeten de mensen anders omgaan met het water en het landgebruik op het eiland, weet Kaandorp. Hij is betrokken bij een onderzoek naar precies die kwestie.

Digitale tweeling

Terschelling is met zijn grootte - zo’n 30 bij maximaal 4,5 kilometer - een ideaal gebied om onderzoek naar de waterhuishouding te doen. “Het is een gebied met veel verschillende functies dicht op elkaar”, vertelt Kaandorp. “En het water stroomt alle kanten op: van de duinen naar zee, van de duinen naar de polder en van de polder naar zee.”

Samen met collega’s ontwierp Kaandorp een rekenmodel waarmee hij alle waterstromen op het eiland in kaart bracht. “Het eiland is in de computer helemaal in blokjes van 50 bij 50 meter opgedeeld. Neerslag, landgebruik, de hoogte van de zeespiegel, het water wat er nu op het eiland is en de effecten van klimaatverandering – alles staat erin.” Nu is Kaandorp bezig met een nog gedetailleerdere versie, met blokjes van 25 bij 25 meter. “Het is als het ware een digitale tweeling van het eiland. Zo’n model maken we in Nederland wel vaker, maar nog niet met zulke geavanceerde rekenmethodes.”

Een driedimensionale grafiek die wordt gevuld door een gekleurd rechthoekig blok. De kleuren lopen van rood bovenin via geel en groen naar blauw helemaal onderin.

Het rekenmodel deelt het eiland op in blokjes. Elk blokje heeft bepaalde eigenschappen, zoals het type ondergrond. De kleuren in de figuur geven aan hoe makkelijk of moeilijk water door het blokje heen kan stromen (doorlatendheid) op basis van het type ondergrond (zand, klei, etc).

Deltares

Iedereen aan tafel

De digitale tweeling maakt deel uit van een project waarvoor Kaandorp en zijn collega Mindert de Vries twee jaar geleden alle landgebruikers op het eiland benaderden. Ze vroegen hun of ze wilden praten over de nijpende situatie op het eiland en hun rol daarin. “We begonnen met de boeren in de polder, want zij hebben het grootste risico op verzilting”, zegt De Vries, programmacoördinator klimaatadaptatie bij hogeschool Van Hall Larenstein.

“Het was nog best spannend om iedereen aan tafel te krijgen, want er zijn veel tegenstrijdige belangen”, vindt Kaandorp. “Maar uiteindelijk hebben we de meeste mensen met grond op het eiland wel te pakken.” Het gaat onder meer om de negen melkveehouders, de campinghouders, natuur- en landbouworganisaties, het drinkwaterbedrijf en het waterschap.

Testen in de praktijk

Het bekijken van alle mogelijke maatregelen met de boeren is nog behoorlijk complex, zegt Kaandorp. Als iemand een maatregel neemt, zoals het verlagen van het waterpeil in de polder, heeft dat namelijk ook effect op een ander. Het rekenmodel van Kaandorp dient dan ook om de gevolgen van de maatregelen inzichtelijk te maken. “Wij hebben voorspeld hoe het watersysteem verandert in de komende eeuwen. De Wageningen Universiteit heeft dat vertaald naar de grasproductie op het eiland en de bedrijfsvoering van de boeren. Dan weten we welke maatregelen er nodig zijn en hoe het verdienmodel van de boeren er in de toekomst uit kan zien.”

Mogelijke maatregelen worden in de praktijk getest. Zo zijn er proeven met zilte teelten. Er bestaan gewassen die goed groeien in zout water, zoals zeekraal, maar er bestaan ook speciale soorten aardappelen en granen die tegen het zout kunnen. Ook zaait een van de boeren verschillende soorten gras in, om te kijken hoe die zich houden in de veranderende weersomstandigheden op het eiland.

In een graslandschap is een vierkant gedeelte vrijgemaakt. In de zwarte aarde zijn kleine gewassen aangeplant.

Zilte teelt op Terschelling. De blauwe peilbuis dient voor het in de gaten houden van de grondwaterstand.

Vince Kaandorp

Vergadertijgers

De combinatie van samenwerking met lokale partijen, veldproeven en het rekenmodel op Terschelling wekt interesse. “We hebben de bestuurders van waterschappen al geïnspireerd, de provincie Overijssel komt kijken, en ik werd gevraagd om voor de EU een presentatie over onze opzet te houden”, zegt Kaandorp.

Toch kan het project zoals het op Terschelling loopt niet zomaar overal worden uitgerold. De grootste uitdaging is de schaal van het project. “Terschelling is goed te vergelijken met andere Waddeneilanden en de Zeeuwse eilanden, waar we ook een project doen over de toekomstperspectieven.” Als je het veel groter maakt dan bijvoorbeeld Schouwen-Duiveland, verlies je de contacten met mensen zelf. “Dan komen de vergadertijgers aan tafel, en niet meer de mensen die er zelf wonen”, aldus De Vries.

Afgesloten problemen

Niko Wanders, hydroloog aan de Universiteit Utrecht en niet betrokken bij het project op Terschelling, noemt het een mooi en zinvol model. “De combinatie van modelleren, staven en observeren is heel goed. En het focust zich op een mooi afgesloten probleem, meer dan bijvoorbeeld andere projecten.” De vraag is wel of er op het vasteland zulke afgesloten problemen als op Terschelling bestaan. “Stel dat Friesland in een droge zomer water uit het IJsselmeer pakt, dan heb je daar ook last van als je in Groningen woont.” Dat gebied is een stuk groter dan een Waddeneiland alleen, en maakt het lastig de juiste stakeholders bij elkaar te brengen.

Het beste is om in landschappen te denken die vergelijkbare problemen hebben

— Mindert de Vries

Volgens De Vries is het model – ondanks de soms andere schaal – ook op het vasteland bruikbaar. “Het beste is om in landschappen te denken die vergelijkbare problemen hebben. Ook in bijvoorbeeld Friesland zijn die te vinden. Het zit hem in het vinden van de juiste balans tussen alle partners en voldoende tijd om het proces tot zijn recht te doen komen.”

Veel tijd

Wanders ziet dat het project op het Waddeneiland bewoners meer betrekt dan bij bijvoorbeeld het klimaatadaptieproject Ruimte voor de Rivier. “De bewoners die op de rivieruiterwaarden woonden, werden vaker gewoon uitgekocht. Dat is sneller dan de aanpak op Terschelling, maar zorgt ook voor meer verzet en vaak hogere kosten.” Als je de tijd hebt, dan kun je het beter aanpakken zoals ze het op Terschelling doen.

“Het kost inderdaad veel tijd”, beaamt De Vries. Hij ziet het als een grote uitdaging om de deelnemers steeds mee te nemen in het hele verhaal dat hij en zijn collega-wetenschappers willen vertellen. “Zodra je knopen moet doorhakken, is daar niet echt een makkelijke oplossing voor.” Bovendien moeten de deelnemers de kosten van maatregelen ook kunnen dragen, vult Kaandorp aan. “Ik kan allerlei technische oplossingen bedenken, maar als het tonnen kost, dan zegt een boer: dat kan ik niet betalen.”

Kaart van Terschelling, waarop het land groen is. Verspreid over het oppervlak staan gele paaltjes. Sommige daarvan hebben een gekleurde band: geel, groen of bruin.

Overzicht van een deel van de grondboringen die zijn gebruikt bij het opstellen van het rekenmodel. De boringen geven informatie over de ondergrond, bijvoorbeeld of er zand (geel), klei (groen) of veen (bruin) voorkomt.

Deltares

De lange termijn waarop het project werkt, maakt het lastig. “We kijken naar het jaar 2050 en zelfs naar 2100 om te zien welke maatregelen er dan nodig zijn”, zegt De Vries. “En een boer kijkt naar bedrijfsvoering voor komende jaren, en misschien één generatie vooruit. Meerdere generaties vooruitkijken is lastig, en voor de provincie is dat ook wel ver.” Om die valkuil op te lossen is het belangrijk te schetsen welke keuzes ervoor zorgen dat we later problemen krijgen, zegt Wanders. “Je moet voorkomen dat je jezelf ingraaft. Voor Terschelling betekent het dat het verbouwen van gewassen als mais, die veel zoet water nodig hebben, niet verstandig is. Dat kan het model heel inzichtelijk maken.”

Het laatste woord

Het rekenmodel kent zo zijn beperkingen, geeft Kaandorp toe. “Het is veel werk en duur om alle berekeningen gedetailleerd te doen.” Toch is er nog wel wat versnelling mogelijk. “Sommige dingen kun je minder gedetailleerd doorrekenen, dan weet je het al goed genoeg.”

Ook Wanders ziet nog wel wat beperkingen in het rekenmodel. “Je zit vooral gelimiteerd aan rekenkracht en de juiste waarnemingen om het model goed te evalueren. Maar als de onderzoekers het houden op de 25 meterschaal, dan kunnen ze heel veel met bestaande satellietbeelden van Nederland. We weten al waar alle waterlopen liggen bijvoorbeeld, en hoe breed ze zijn.”

Het project op Terschelling loopt nog tot maart 2026. De wetenschappers hebben de komende jaren niet het laatste woord bij het ten uitvoer brengen van de maatregelen uit het project, zegt De Vries. “Wij adviseren samen met bewoners welke plannen goed en effectief zijn en leveren bouwstenen aan. Maar uiteindelijk moet de overheid knopen doorhakken.”