Naar de content
Faces of Science
Faces of Science

Wanneer is een proefschrift af?

De luie gedachtenlezer

Tom Gilbert

Al zeker twee jaar lang neem ik me voor: als mijn proefschrift af is, dan neem ik een week vrij. Ik ga naar de kroeg, steek een enorme sigaar op van het merk dat Roger Scruton rookt in De schoonheid en de troost en kijk een hele werkdag onderuitgezakt naar buiten vanaf de leesstoel in mijn kantoor. Plannen genoeg, maar wanneer is een proefschrift eigenlijk klaar?

Na het inleveren van het volledige manuscript, zou je denken. Maar toen ik het bij mijn promotores afgaf voor een laatste commentaarronde, voelde het niet als “klaar”. Want ik moest nog allerlei literatuurverwijzingen nalopen. Daarna zat ik twee weken lang elke dag om half zes ‘s ochtends achter de computer om het commentaar te verwerken en de laatste dingen te herschrijven.

Wanneer heb je als promovendus eindelijk tijd om te luieren na al die jaren onderzoek?

Max Bodker

Geesteskinderen op de post

Een dag na de deadline printte ik de driehonderd A4’tjes vijf keer uit en fietste met een grote sporttas om mijn nek naar een UPS-afgiftepunt op een industrieterrein. Een paar ruige types in overalls pakten mijn geesteskinderen aan. Een ging vanaf daar direct naar Schiphol en was de volgende ochtend al in Stanford—tijdsverschil mee. Een andere ging op de trein naar Engeland en deed er een paar uur langer over.
De derde moest ik zelf in Leiden afgeven. Wat gespannen over de eerste indruk die mijn lezers zouden hebben, begon ik snel aan alles wat was blijven liggen in de weken ervoor. E-mails, artikelen, onderwijs, verhuizen. De sigaar, die ik al wekenlang in een houten kistje op Cubaanse luchtvochtigheid probeerde te houden, durfde ik niet op te steken. Dat is de goden verzoeken.

Nu, zes weken later heb ik gehoord dat de leescommissie het manuscript zonder voorbehouden heeft goedgekeurd. Prachtig nieuws, zei mijn promotor, en tijd voor actie! Nu snel je stellingen, samenvatting, voorwoord, omslag. En laten we een klein symposium organiseren, als je commissieleden toch in Nederland zijn!
De datum is al bekend: woensdag 20 april, 3 uur klokke. Weer geen tijd voor een knisperende sigaar.

Modepolitie

Want hoe vat je kort en helder samen wat je nu eigenlijk precies hebt gedaan in die vier jaar? Gelukkig kreeg ik hulp uit onverwachte hoek toen ik voor de deur van mijn nieuwe huis een paar planken stond in te korten met een decoupeerzaag. Stofmasker voor, oorbeschermers op, werkhandschoenen aan, grote beschermbril, zaagsel in mijn haar. Op dat moment kwam mijn buurman met zijn hondje zijn deur uit. Hij is een opvallende verschijning met lang, donker geverfd haar en modieuze kleding. Met een gestileerde beweging stak hij twee duimen omhoog en zei: “Ziet er goed uit, buurman!”

Thijs Willekes, de buurman van Max van Duijn, is bekend van het RTL-programma De Modepolitie. Hij komt ook op modefeestjes. Hier is hij samen met showbizz-collega Gordon bij de Beau Monde awards.

Roy Beusker via Wikimedia Commons

Pas twee dagen later kwam ik erachter dat dit niet zomaar een (al dan niet ironisch bedoeld) complimentje van een buurtgenoot was. Iemand wees mij er namelijk op dat de buurman bekend is van televisie als helft van het illustere duo dat de “modepolitie” vormt.
In dat programma gaan de “agenten” van deze politie blijkbaar de straat op om voorbijgangers te betrappen op schrijnende modemissers, of om ze juist te complimenteren met een geslaagd voorkomen. Nu begreep ik dus dat de buurman waarschijnlijk dacht dat ik wist dat hij bekend was van de modepolitie.
En dat ik daarom verwachtte dat hij iets van mijn opmerkelijke klusoutfit zou vinden. Wat de buurman niet kon weten is dat ik een notoir slechte kenner ben van beroemde televisiegezichten.

Gedachtenlezen

Deze situatie maakt het mogelijk om de kern van mijn proefschrift precies uit te leggen. Laten we ervan uitgaan dat de buurman inderdaad een grap maakte gebaseerd op zijn televisierol. Hij dacht dat ik wist dat hij van de modepolitie was. En voerde daarom zijn voor veel kijkers direct herkenbare act uit met de duimen omhoog op terwijl ik in vol doe-het-zelfornaat op straat stond.

De hele situatie is een voorbeeld van wat ik in mijn proefschrift een interactiemoment noem. Twee (of meer) mensen proberen elkaar te begrijpen en gebruiken hiervoor taal, gebaren en gezichtsuitdrukkingen, plus de context waarin ze zich bevinden. In dit geval draait het interactiemoment om het overbrengen en begrijpen van een grap.
Om deze grap tot zijn volle recht te laten komen, is een proces nodig dat ik in mijn proefschrift gedachtenlezen noem. Als je de situatie “van buitenaf” analyseert, weet je dat ik de woorden van mijn buurman niet goed interpreteer.
Letterlijk genomen zegt hij dan wel tegen mij dat ik er goed uitzie, maar dat is niet wat hij bedoelt. Mijn buurman gaat er vanuit dat ik weet dat hij van de modepolitie is. Hij voert zijn act op die in de context van dit programma betekent dat ik voldoe aan de momenteel geldende modestandaarden.
Alhoewel… Ik besef dat ik met mijn oorbeschermers, stofmasker en plastic laboratoriumbril op waarschijnlijk aan alles behalve deze standaarden tegemoet kom. Ik moet de woorden van de buurman dus niet letterlijk nemen, maar op zoek naar wat hij eigenlijk bedoelt. Hiervoor moet ik als het ware zijn gedachten kunnen lezen.

Recursief denken

De meeste wetenschappers die net als ik menselijke interactie en gedachtenlezen onderzoeken, stellen dat mensen recursief moeten denken om elkaar te begrijpen. Dit houdt in dat ze meerdere gedachten in elkaar moeten kunnen inbedden. Bij elk interactiemoment tussen A en B moet A dus in staat zijn te begrijpen dat B wil dat A zal denken dat B bedoelt dat X het geval is.
Dit klinkt ingewikkeld, en dat is het volgens psychologische en neurowetenschappelijke studies ook. De gangbare opvatting is dat recursief denken een sterk cognitief belastende taak is: je hersenen moeten er hard voor werken en al na een paar stappen van inbedding ga je makkelijk de fout in.

Die opvatting op zichzelf trek ik niet in twijfel. Maar wel laat ik in mijn proefschrift zien dat meerdere ingebedde gedachtentoestanden in de praktijk veel minder vaak voorkomen dan tot nu toe door de meeste wetenschappers is beweerd.
Met andere woorden: waar men aannam dat mensen voortdurend recursief moeten denken, laat ik zien dat dit eerder uitzondering is dan regel. Het grootste deel van de tijd houdt onze culturele omgeving recursief denken namelijk “buiten beeld”.

Gedeelde set van verhaaltjes

Onze culturele omgeving bestaat voor een belangrijk deel uit taal- en verhaalstructuren. In de loop van ons leven begeven we ons in allerlei verschillende culturele gemeenschappen en subgemeenschappen. Voorbeelden zijn Nederlanders, studenten aan de Universiteit Leiden, supporters van een bepaalde voetbalclub, liefhebbers van een bepaald muziekgenre, volgers van een bepaald televisieprogramma, enzovoorts. In elk van die gemeenschappen is een bepaalde set van taal- en verhaalstructuren gangbaar. Als je geleidelijk aan deel gaat uitmaken van zo’n culturele (sub)gemeenschap, wordt er als het ware een kopie van deze set in ons geheugen geïnstalleerd. Binnen dezelfde culturele gemeenschap kunnen we er dus vanuit gaan dat iedereen min of meer dezelfde set van verhaalstructuren aan boord heeft.

Inderdaad blijkt uit mijn onderzoek dat dit precies is wat mensen normaal gesproken doen tijdens een heleboel interactiemomenten. Ze handelen bij voorbaat al alsof alle achtergrondkennis gedeeld is. Met andere woorden, in plaats van meteen al te redeneren over wat A denkt dat B bedoelt dat A wil…(enzovoorts), zetten ze eerst gewoon een stap. Pas als dit niet het gewenste effect heeft of er een misverstand ontstaat, beginnen ze recursief te denken. Wat wilde de buurman dat ik begreep dat hij bedoelde?

Een plaatje van een sigaar dan maar op de voorkant van The Lazy Mindreader?

Thomas van de Vosse via Flickr

The lazy mindreader

Mijn buurman en ik deelden niet dezelfde relevante set van verhaaltjes—ik wist niets van zijn modepolitie-act af. Als we wel dezelfde set hadden gedeeld, wat in de meerderheid van de interacties die we de hele dag door hebben het geval is, dan was mijn hele redenering buiten beeld gebleven. Dan was het moment voorbijgegaan zonder dat ik extra energie in gedachtenlezen had hoeven steken. De titel van mijn proefschrift is dan ook: The Lazy Mindreader.

Zo. De basis voor de samenvatting is gelegd, nu nog een plaatje voor het omslag—misschien iemand onderuitgezakt in een leesstoel met een enorme sigaar?

ReactiesReageer