Naar de content

Eeuwig verder in de cloud

Lang en gelukkig: je brein uploaden

Anna Bay voor NEMO Kennislink

Biedt kunstmatige intelligentie een route naar onsterfelijkheid, door ons brein toe te vertrouwen aan een computer? Daarvoor zou AI een menselijk bewustzijn moeten krijgen, stellen experts.

Op het eerste oog lijken we al goed op weg. Kunstmatige intelligentie heeft meer kennis dan wij, verslaat kampioenen in elk abstract denkspel en ChatGPT kan uitleggen waarom aardbei met slagroom zo lekker is (‘een heerlijk contrast in smaken en texturen’). We hoeven alleen nog een persoonlijkheid toe te voegen en er ontstaat een ‘digitale mens’, waarmee je kunt keuvelen of een spelletje spelen, zeker als er een robot omheen zit.

Maar al kunnen AI-systemen mensen heel aardig nadoen, hun binnenwereld bestaat slechts uit algoritmes. De menselijke beleving ontbreekt, zegt Jos de Mul, emeritus-hoogleraar filosofie aan de Erasmus Universiteit Rotterdam. “AlphaGo kan zelfs een grootmeester in Go verslaan. Maar AlphaGo wordt nooit ’s morgens wakker met het idee: ha, ik ga vandaag eens een lekker potje Go spelen en misschien zelfs winnen.” Arme AlphaGo, het is een volstrekt lege machine. “Het is een mechanisch programma dat gedrag kan vertonen dat heel intelligent overkomt, maar het heeft geen enkele ervaring, het heeft geen bewustzijn. En in die zin kan het ook geen geluk ervaren.”

Lagen van bewustzijn

Om een mens digitaal te kunnen laten voortleven, zal een AI een menselijk soort bewustzijn moeten ervaren. Maar wat is dat bewustzijn precies, en kan een computersysteem het ook ontwikkelen? Volgens neurowetenschapper Cyriel Pennartz van de Universiteit van Amsterdam onderscheiden onze hersenen zich doordat informatie op verschillende niveaus geïntegreerd wordt.

Op het laagste niveau gaan bewuste wezens en computers nog gelijk op. Daar komen signalen de hersenen binnen, vanuit allerlei zenuwen en zintuigen, vergelijkbaar met de ‘prikkels’ van muis, toetsenbord en webcam die je computer bestoken. Maar dan splitsen de paden. Een computer gebruikt de input slechts om berekeningen uit te voeren, een brein tilt ze naar een hoger niveau. Pennartz: “Er moet een soort ‘vertaalslag’ zijn, van het lage numerieke niveau van representatie naar het hogere bewuste niveau.”

Als je een metalen lichaam krijgt: ga je dan alleen lijden aan metaalmoeheid?

— Jos de Mul

In de hersenen integreren de prikkels uit zintuigen tot ervaringen: de smaak, geur en kleur van een framboos smelten samen tot een smaakbeleving, die je ook nog eens kan terugvoeren naar de tijd dat je in het bos frambozen plukte met je grootouders. Bij computers ontbreken zulke hogere integratieniveaus, al zie je het verschil niet altijd aan de buitenkant: een AI kan net als wij een betoog over rechtvaardigheid produceren, maar voelt niet wat wel of niet rechtvaardig is.

De vraag is of zulke integratie en versmelting van sensorische prikkels ooit mogelijk wordt voor computers. Dat het nog niet gelukt is, betekent niet dat het onmogelijk is. Misschien is het voor een digitaal bewustzijn voldoende om een brein heel accuraat digitaal na te bootsen. Dat moet op den duur kunnen, schreef de Canadese robotwetenschapper Hans Moravec al in 1988 in het boek 'Mind Children'. Zijn suggestie was om het brein van een overledene in flinterdunne plakjes te scannen. Zodra de structuur van alle neuronen bekend is, kan een supercomputer de onderlinge interacties simuleren. Als dat lukt, komt het brein digitaal weer tot leven, inclusief bewustzijn, claimde Moravec krap veertig jaar terug. Gezien de snel toenemende computerkracht zou dat al rond 2040 moeten kunnen, dacht hij toen.

Prikkelende zintuigen

Uitgangspunt van Moravecs gedachten is dat onze gevoelswereld en herinneringen uiteindelijk voortkomen uit de interacties die neuronen in ons brein aangaan. Ook de herinnering aan frambozen plukken zit gewoon opgeslagen in het immense web van hersencellen, net als alle andere aspecten van je identiteit. Zodra we de neuronen perfect nabootsen in een ongekend krachtige computer, denkt die plots ook met weemoed aan je jeugdliefdes.

Maar zo’n geïsoleerd digitaal brein mist alsnog menselijkheid, zegt De Mul. “In deze redenering is het lichaam irrelevant. Je hebt misschien wel een robotlichaam om te kunnen bewegen, maar waar je van gemaakt bent, maakt niet uit voor Moravec. Dat is gek, want als je een metalen lichaam krijgt: ga je dan alleen lijden aan metaalmoeheid?”

Zo’n digitale voortzetting kan nooit een perfecte kopie zijn: om écht voort te leven moet je de lentezon op de huid kunnen voelen of je kunnen ergeren aan de tintelingen van een slapende voet. De Mul: “Een identiteit ervaren, en daarin elke vorm van geluk of ongeluk, is voor een belangrijk deel lichamelijk bepaald. Zo dragen neurotransmitters als dopamine bij aan het geluksgevoel.”

Echt en nep

Daarmee lijkt een accurate AI-kopie onmogelijk, want een computer kan de wereld om zich heen nooit zintuiglijk ervaren, bij gebrek aan vingers, ogen, tong of oren. Of toch wel? Pennartz denkt dat de zintuigen best te simuleren zijn. “Als je erover nadenkt is wat we meemaken, onze ervaring, een soort reconstructie vanuit de pulsen die onze hersenen binnenkrijgen. Er is geen principiële manier waarop de hersenen onderscheid kunnen maken tussen lichamelijke aanvoer en nep.” Over de relatie tussen de hersenen en het bewustzijn schreef de hoogleraar het boek 'De code van het bewustzijn'.

Wat we ervaren als een aai of als de geur van versgebakken appeltaart begint met stroompjes, die de zintuigen via zenuwen richting het brein sturen. Het zijn pas de hersenen die een ervaring creëren uit allerlei prikkels van geur- en smaaksensoren. Dat de hersenen best te foppen zijn, zie je bijvoorbeeld bij een cochleair implantaat. Zo’n gehoorapparaat prikkelt de gehoorzenuw direct om geluidssignalen door te geven. Ook zonder fysiek zintuig kan de beleving van geluid levensecht zijn.

Weten hoe het er in een levend brein precies aan toegaat, is praktisch onmogelijk

— Cyriel Pennartz

Een computersimulatie kan in theorie voorzien worden van vergelijkbare zintuiglijke prikkels, denkt Pennartz. “Omdat hersenen het gewoon moeten doen met de pulsen die ze ontvangen, de actiepotentialen over zenuwen, kun je de boel in principe faken. Als de supercomputer dat maar nauwkeurig doet, zodat al die zintuigen in de pas lopen, is het niet van echt te onderscheiden.”

De digitale mens

Al zijn er praktische en theoretische obstakels, ook De Mul houdt de mogelijkheid van een computer met een gevoelswereld nadrukkelijk open. “Ik ben het eens met de filosoof John Searle, die stelt dat het niet onmogelijk is dat er ooit computers of robots zullen ontstaan die ook gevoelens hebben. Het is niet uitgesloten, want wij zijn fysieke wezens en hebben gevoelens. Robots hebben ook een fysiek lichaam en intelligentie. Ze kunnen ook al een motief hebben, een doel, en daarnaar handelen, denk maar aan de stofzuigerrobot die weet dat hij terug moet gaan naar het stopcontact om bij te laden. Emoties, lichamelijkheid en motieven zijn nauw verbonden. Het is dus niet uitgesloten dat een robot op den duur ook gevoelens kan hebben, ze zijn er dichterbij dan lichaamloze algoritmes.”

Misschien is de grootste uitdaging wel om zo’n gevoelige computer te voorzien van ónze belevingswereld. Hebben we er genoeg aan om alle 86 biljoen neuronen te imiteren, inclusief een veelvoud aan onderlinge verbindingen? Het brein kun je niet even uit- en aanzetten, dus uit de hersenen van een overledene is mogelijk al cruciale informatie verdwenen, zoals alle elektrische activiteit. Dat lijkt ook in de verre toekomst een beperking, constateert Pennartz. “Weten hoe het er in een levend brein precies aan toegaat, is praktisch onmogelijk.” Dan is voortleven in de cloud dus toch onhaalbaar. “Waarom zou je ook? Ik vind dat we gewoon vrede moeten hebben met onze sterfelijkheid.”