Naar de content

Gaan we embryo’s in het lab langer in leven houden?

Schaakbord met omvallende pionnen
Schaakbord met omvallende pionnen
Stijn Schreven

Of embryo’s langer dan veertien dagen in labs mogen worden gehouden is geen vraag die we alleen aan wetenschappers moeten overlaten, vindt rechtsfilosoof Britta van Beers.

De veertiendagengrens staat ter discussie. Volgens deze regel in de Embryowet mogen embryo’s niet langer dan veertien dagen in leven worden gehouden in een laboratorium. Daarna moeten ze vernietigd worden. Maar nu adviseert de Gezondheidsraad om deze grens te verleggen naar 28 dagen. Onderzoek op embryo’s tussen 14 en 28 dagen kan nieuwe kennis opleveren voor de behandeling van ziekten en onvruchtbaarheid. Als de Tweede Kamer dit advies overneemt, zou Nederland het eerste land ter wereld zijn dat deze internationale grens oprekt.

Britta van Beers, rechtsfilosoof aan de Vrije Universiteit Amsterdam, kijkt kritisch naar het adviesrapport dat voor haar op tafel ligt. Volgens haar hanteert de Gezondheidsraad een ‘utilistisch denkkader’ (gericht op het algemeen nut, red.). Dat is een belangrijk denkkader, erkent ze, maar niet het enige. 

“De Gezondheidsraad hecht veel waarde aan gezondheidswinst en wetenschappelijke winst. Die winst wegen ze af tegen de beschermwaardigheid van een embryo. Je komt in een rekensom terecht. Maar we hebben het over embryo’s, dus menselijk leven in wording. Je kunt deze vraag niet behandelen als een rekensom.”

Een vrouw met krullend haar lacht naar de camera.

Britta van Beers: ‘Je kunt deze vraag niet behandelen als een rekensom’

Britta van Beers

Wie heeft recht van spreken?

Of de veertiendagengrens moet worden opgerekt is in de kern geen empirisch-wetenschappelijke vraag maar een normatieve, morele vraag, benadrukt Van Beers. Degenen die zo’n vraag moeten beantwoorden zijn dus niet per se de mensen die zich professioneel bezighouden met embryo-onderzoek. Ze noemt het ‘dubieus’ dat de International Society for Stem Cell Research (ISSCR), die zichzelf presenteert als ‘de stem van de stamcelonderzoeksgemeenschap’, het voortouw nam in deze discussie.

De ISSCR kondigde in mei 2021 aan niet langer de veertiendagengrens te ondersteunen en verwijderde de regel uit haar richtlijnen. “Maar zij gaan daar niet over”, zegt Van Beers. “Ze weten veel van de technische kant, maar niet van de normatieve kant.” Toch leidde de oproep van de ISSCR ook in Nederland tot nieuwe discussies over de veertiendagengrens. Daarom vroeg het ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport (VWS) de Gezondheidsraad om advies. De Gezondheidsraad bestaat uit academische experts, voornamelijk hoogleraren, gespecialiseerd in medische ethiek, ontwikkelingsbiologie, medische technologie en rechten.

Van Beers vindt het goed dat de minister experts om advies vraagt, maar ze vindt dat het rapport van de Gezondheidsraad te veel wordt gepresenteerd als het definitieve resultaat van een discussie. Volgens haar zou het rapport juist moeten dienen als het begin van een bredere maatschappelijke discussie. In die discussie moeten niet alleen experts hun zegje doen, maar zijn ook ervaringskennis en symbolisch-culturele waarden van belang. Als je ooit een echo hebt gehad terwijl je zwanger was, kun je het kleine hoopje cellen, dat biologisch gezien misschien nog niet veel voorstelt, als heel betekenisvol ervaren.

Op een vergelijkbare manier zullen embryo’s uit het vroegste stadium voor veel mensen meer zijn dan enkel gebruiksvoorwerpen. Van Beers: “In onze cultuur heeft voor veel mensen een embryo een symbolische waarde, omdat het het begin van menselijk leven vertegenwoordigt. Hoewel de auteurs van het rapport erkennen dat er rekening moet worden gehouden met symbolische en relationele benaderingen van het embryo, kan volgens hen de menselijkheid van het embryo, los van bepaalde vermogens zoals zelfbewustzijn, geen gewicht in de schaal leggen. Dat zou in hun ogen getuigen van ‘speciësisme’, dat wil zeggen, discriminatie op basis van de biologische soort. Zij verwijzen daarbij naar het werk van de bekende utilistische filosoof Peter Singer.”

De Gezondheidsraad schrijft in haar adviesrapport dat de symbolische waarde van embryo’s weliswaar ‘moreel relevant’ is, maar niet genoeg onderscheidend om een duidelijke wettelijke grens voor onderzoek met embryo’s vast te stellen. Want waarom zou de symbolische waarde van een embryo van 28 dagen oud anders zijn dan die van een embryo van 14 dagen oud? Deze vraag is lastig om precies te beantwoorden, geeft Van Beers toe. “Maar dat het moeilijk is om een grens te trekken, is geen reden om de betekenis die mensen hechten aan embryo’s in een cultuur te negeren.”

Kunstbaarmoeder

Wat vindt Van Beers zelf van de veertiendagengrens? Moeten we die behouden of oprekken naar 28 dagen? Daar heeft ze nog geen duidelijk antwoord op. Ze vindt het belangrijker om het gesprek hierover gaande te houden. De omstandigheden rondom het onderzoek naar embryo's veranderen namelijk constant door ontwikkelingen in de samenleving, wetenschap en bedrijfsleven.

Volgens Van Beers kunnen we de vraag of het ethisch verantwoord is om embryo's langer dan veertien dagen in leven te houden niet los zien van andere technologische ontwikkelingen. Ze wijst op ontwikkelingen zoals kunstmatige baarmoeders en kunstmatige intelligentie (AI): “Wanneer deze ontwikkelingen worden gecombineerd, ontstaan er nieuwe mogelijkheden.”

Er zullen altijd weer redenen zijn om de grenzen van embryo-onderzoek verder te verleggen

Kunstmatige baarmoeders, die momenteel worden ontwikkeld om extreem-vroeggeboren baby’s een betere kans te geven, zouden in de toekomst bijvoorbeeld kunnen worden ingezet om embryo’s vanaf het prille begin op te vangen. Het wordt dan mogelijk om embryo’s nog veel langer in leven te houden voor onderzoek dan 28 dagen. Als je geen rekening houdt met de symbolische waarde van een embryo en alleen kijkt naar de wetenschappelijke opbrengsten, dan zal de ontwikkelingsgrens opnieuw verschoven worden, verwacht Van Beers: “De Gezondheidsraad schrijft in haar adviesrapport dat het in de toekomst nodig kan zijn om de grens opnieuw te verplaatsen, verder dan 28 dagen dus, bijvoorbeeld als deze een obstakel vormt voor belangrijke wetenschappelijke vooruitgang.”

We belanden dan op een glijdende schaal, denkt Van Beers: “Er zullen dan altijd weer redenen zijn om de grenzen van embryo-onderzoek verder te verleggen, omdat het onderzoek nieuwe kennis of gezondheidswinst oplevert. De symbolische, relationele en culturele betekenis die mensen geven aan embryo’s dreigt naar de achtergrond te verdwijnen als we deze discussie zien als een medisch-wetenschappelijke afweging van kosten en baten.”

Van 14 naar 28 dagen

Toen de Embryowet werd ingevoerd, en daarmee de veertiendagengrens, was het technologisch nog niet mogelijk om embryo's langer dan een week in het laboratorium te laten overleven. Daarom was de veertiendagengrens destijds geen echte beperking voor medisch onderzoek. Maar door nieuwe technologische ontwikkelingen is het nu wel mogelijk om embryo's buiten het lichaam langer in leven te houden, waardoor de opties voor onderzoek met embryo's toenemen.

Nu stelt de Gezondheidsraad voor om de grens te verlengen naar 28 dagen. Vanaf 28 dagen na conceptie kan abortusmateriaal gebruikt worden om de embryonale ontwikkeling te bestuderen. Hoewel dit materiaal geen volledig alternatief is voor onderzoek met embryo's (omdat het niet altijd intact is), vermindert het wel de noodzaak voor wetenschappelijk onderzoek met embryo's.

Volgens de Gezondheidsraad kan het in de toekomst nodig zijn om de grens opnieuw te verplaatsen, bijvoorbeeld als deze een obstakel vormt voor belangrijke wetenschappelijke vooruitgang. Ook een veranderende maatschappelijke kijk op embryo-onderzoek kan leiden tot heroverweging van de wetgeving.

Download het volledige rapport van de Gezondheidsraad hier.