Naar de content

Hoe onze voetafdruk inhoud kreeg

Dossier CO₂: interview met Mathis Wackernagel

Tussen twee rijen gevels van gebouwen is vanaf de grond een vliegtuig te zien tegen een blauwe lucht.
Tussen twee rijen gevels van gebouwen is vanaf de grond een vliegtuig te zien tegen een blauwe lucht.
evrenkalinbacak via Freepik

De term ‘CO2-voetafdruk’ werd ooit verzonnen door twee wetenschappers van de University of British Columbia. De olie-industrie gaf er echter een andere betekenis aan, die ingeburgerd raakte.

Als we spreken over onze CO2-voetafdruk, dan hebben we het over de uitstoot van koolstofdioxide uitgedrukt in tonnen en kubieke meters. Eigenlijk is dat vreemd, want een voetzool meten we niet met een volumemaat. Dat de term toch ingeburgerd raakte, komt deels door een enorme reclamecampagne van het Britse olieconcern BP, dat vanaf 2005 de aandacht vestigde op de CO2-voetafdruk van individuele consumenten. De oliemaatschappij leende de term van twee onderzoekers, William (Bill) Rees en Mathis Wackernagel van de Canadese University of British Columbia. Zij publiceerden in 1996 een invloedrijk boek: ‘Our ecological footprint: Reducing human impact on the earth’. Wackernagel, inmiddels directeur van de denktank Global Footprint Network, blikt terug op hoe dit zo is gekomen.

Biomassa

Wat bedoelden jullie met ‘ecologische voetafdruk’?

“In de jaren negentig deed de term ‘duurzame ontwikkeling’ wereldwijd opgang. Wij wilden dat begrip meetbaar maken en vroegen ons af: wat is de meest beperkende factor? Dat is het vermogen van ecologische systemen om zich te vernieuwen. Bij alles wat we gebruiken, kun je berekenen hoeveel hectare aan biomassa er nodig is om dat te compenseren. Als je fossiele brandstoffen gebruikt, hoeveel gebied heb je dan nodig om uitgestoten kooldioxide op te slaan? Diezelfde ruimte kun je dan niet meer gebruiken voor het verbouwen van voedsel. We noemden dat idee ‘toegeëigende draagkracht’. Nederlanders importeren voor hun leefwijze veel dingen, maar hoeveel draagkracht uit andere gebieden eigenen ze zich daarvoor toe?”

Waarom vervingen jullie de term ‘toegeëigende draagkracht’ door ‘voetafdruk’?

“In die tijd werd voetafdruk gebruikt voor de ruimte die een gebouw inneemt op een terrein. Op een dag kreeg Bill een nieuwe computer. De man die hem op zijn bureau zette, zei grappend: ‘Deze computer is heel goed voor jouw bureau, want hij heeft een kleine voetafdruk.’ En toen dacht Bill, hé, dat is een goed idee. Het is een mooie metafoor, omdat het een idee oproept van iets menselijks, van ruimte.”

Kopiëren en versterken

De fossiele industrie nam de term over, maar gaf er een nieuwe betekenis aan. Hoe vonden jullie dat?

“Wij waren verrast door de campagne van BP. We waren altijd al bang dat iemand de term zou misbruiken, maar hadden niet verwacht dat het op die manier zou gebeuren. We vreesden dat iemand ooit zou zeggen: nee hoor, er is geen ecologische voetafdruk. De pr-bureaus van BP ontdekten dat zij minder vatbaar werden voor kritiek door te erkennen dat individuele brandstofconsumptie tot emissie leidt. De hele economie is verslaafd aan fossiele brandstoffen; er verandert niets als individuen de schuld krijgen. Dan kun je zeggen: het is een probleem, maar mensen willen het zo graag en wij leveren dat zo goed mogelijk.”

Dat jullie oorspronkelijke, meer omvattende idee het onderspit delfde, is dus de schuld van een pr-campagne?

“Nee, een pr-campagne alleen krijgt dat niet voor elkaar. Het idee resoneerde heel sterk binnen de historische context. Er was de klimaattop in Kopenhagen in 2009 en de film van Al Gore kwam uit (‘An Inconvenient Truth’, red.). Plotseling kwam het CO2-probleem centraal te staan. Ook veel milieugroeperingen focusten al op het individu. De fossiele industrie kopieerde en versterkte dat.”

Lege koelkast

U vindt de eenzijdige nadruk op CO2-uitstoot een probleem. Waarom?

“Met de nadruk op CO2-uitstoot suggereer je dat het een afvalprobleem is. Een arts vertelde het mij ooit heel scherp: mensen zijn banger voor lege koelkasten dan voor overvolle afvalbakken. Als de vuilnisbak vol is en het stinkt, doe ik mijn raam dicht en duw ik de vuilnisbak naar de buurman. We presenteren klimaatverandering als een probleem van de overlopende afvalbak, maar eigenlijk is het een verhaal over een lege koelkast.”

“Een groot deel van de wereldbevolking leeft in een land met een ecologisch tekort. Ze gebruiken meer dan hun ecosystemen kunnen vernieuwen. De Wereldbank zegt dat we met geld alles kunnen doen: de gezondheidscrisis oplossen, de voedselcrisis oplossen. Laten we mensen daarom helpen om meer geld te krijgen. Maar geld is niet de beperkende factor als er niet een fysieke realiteit is die dat geld ondersteunt.”

U zegt dat onze economische ontwikkeling een tandje lager moet. Dat stuit op veel weerstand.

“Ik ben niet tegen ontwikkeling, maar het kan niet doorgaan als het gebeurt door onze planeet uit te putten. Deze overshoot (meer verbruiken dan de draagkracht van de aarde toelaat, red.) komt tot een eind. De vraag is alleen hoe. Zullen we onze eigen weg kiezen, of wordt die ons door rampen opgelegd? Iedereen gelooft dat we vastzitten in een tragedy of the commons-probleem: als anderen niks doen, doe ik ook niks. Maar als anderen geen actie ondernemen, moet de prikkel juist groter zijn om zelf iets te doen. Anders wordt je eigen risico nog groter.”