Naar de content
Faces of Science
Faces of Science

Het bewogen leven van Irène Curie

Irène Joliot-Curie
Irène Joliot-Curie
Smithsonian Institution, via Wikimedia Commons

Je hebt misschien wel eens van Marie Curie gehoord. Zij won twee Nobelprijzen voor haar onderzoek naar radioactiviteit. Maar wist je dat haar dochter Irène Joliot-Curie een nog diverser leven had dan haar moeder?

Irène Curie is geboren op 12 september 1897 in Parijs en is de oudste dochter van Marie en Pierre Curie. Voor haar moeder Marie is het vanzelfsprekend dat haar dochters goed onderwijs krijgen. Het wordt ze al snel duidelijk dat Irène extreem intelligent is en dat ze een bijzonder talent heeft voor wiskunde. Irène gaat daarom niet naar de dichtstbijzijnde school in de buurt, maar naar een speciale school waar aandacht is voor een hoger niveau dan op de reguliere school. 

Als Irène tien jaar is, gaat ze samen met negen andere kinderen van geleerden naar een privéschool. Hier krijgen de kinderen les van vooraanstaande wetenschappers uit die tijd, zoals Marie Curie, Paul Langevin (hoogleraar elektriciteit en magnetisme), en Jean Perrin (Nobelprijswinnaar natuurkunde). Op 17-jarige leeftijd begint Irène met een bachelor wiskunde en natuurkunde, maar haar studie wordt abrupt onderbroken door de Eerste Wereldoorlog.

Voor het eerst in aanraking met radioactiviteit

Tijdens de Eerste Wereldoorlog werkt Irène zij aan zij met haar moeder om gewonde soldaten te verplegen. Ze werken in mobiele röntgenfaciliteiten en Irène breidt dit werk zelfs nog uit door röntgenfaciliteiten in militaire ziekenhuizen in Frankrijk en België op te zetten. Hier ontvangt ze dan ook na de oorlog een Militaire Medaille voor.

Na de Eerste Wereldoorlog rondt Irène haar studie af en gaat ze onder begeleiding van haar moeder door met een doctoraat. Haar ouders hadden de elementen polonium en radium ontdekt, en Irènes onderzoek gaat over het radioactieve verval van polonium. In maart 1925, als Irène 27 is, verdedigt ze haar scriptie en wordt ze succesvol doctor.

Irène Curie met haar ouders Marie en Pierre Curie

Irène Curie met haar ouders Marie en Pierre Curie

fotograaf onbekend, via Wikimedia Commons

Nog een koppel in de wetenschap

Aan het einde van haar doctoraat ontmoet Irène Curie haar toekomstige man: Frédéric Joliot. Haar moeder vraagt haar om Frédéric op te leiden om ook met radioactiviteit te kunnen werken in het instituut dat Marie Curie heeft opgezet. In 1926 trouwen Irène en Frédéric en ze besluiten om beiden hun achternaam te veranderen naar Joliot-Curie. Vanaf 1928 bundelen Irène en Frédéric hun krachten en doen ze samen onderzoek naar atoomkernen. Ze vinden zowel het positron en het neutron, maar deze ontdekkingen worden later geclaimd door Carl David Anderson (positron) en James Chadwick (neutron). Als ze eerder het belang van hun onderzoeksresultaten hadden ingezien, hadden ze eerder hun belangrijke positie binnen de wetenschap veiliggesteld.

Het veld van atoomfysica staat in bloei als Irène en Frédéric in 1934 een belangrijke ontdekking doen. Ze komen erachter dat ze elementen in elkaar kunnen veranderen door ze te beschieten met alfastraling (dat zijn atoomkernen van helium zonder elektronen eromheen).

Door bijvoorbeeld aluminium te beschieten met alfastraling, ontstaat er radioactief fosfor en een vrije neutron. Dit product noemen we ook wel bètastraling. Op het moment van de ontdekking worden radioactieve materialen veelvuldig gebruikt voor medische doeleinden en met deze nieuwe methode kunnen radioactieve materialen snel en goedkoop gecreëerd worden. Hiervoor krijgt het duo dan ook de Nobelprijs voor de scheikunde in 1935. Daarmee zijn ze het tweede echtpaar in de geschiedenis dat samen een Nobelprijs ontvangt. Het echtpaar wie dit als eerste lukte, waren de ouders van Irène: Marie Curie en Pierre Curie.

Irène Joliot-Curie met haar man Frédéric aan het werk in het lab

Agence de presse Meurisse, Public domain, via Wikimedia Commons

Maatschappelijke impact

Irène is naast haar onderzoek ook maatschappelijk actief. Ze zet zich sterk af tegen het fascisme en sluit zich aan bij de Socialistische Partij. In 1936 wordt ze als één van de eerste drie vrouwen lid van het Franse parlement als onderminister voor wetenschappelijk onderzoek. In deze functie zet ze ook het Centre National de la Recherche Scientifique (CNRS) op. Dit is de grootste overheidsorganisatie voor fundamenteel wetenschappelijk onderzoek en is tot op de dag van vandaag een belangrijk orgaan.

Ondertussen gaat het onderzoek ook nog steeds voor de wind. Alle studies naar atoomfysica leiden tot een enorme groei op het gebied van kernsplijting: een techniek waarbij onstabiele kernen zich delen en waar veel energie bij vrijkomt. Dit principe wordt gebruikt in kerncentrales en in kernwapens. Irène en Frédéric zijn uitdrukkelijk tegen oorlog. Om deze reden besluiten ze om hun werk niet meer te publiceren in de angst dat de kennis gebruikt zou worden voor militaire doeleinden. Op 30 oktober 1939 stoppen ze al hun documentatie over kernsplijting in een kluis, waar het voor 1949 niet meer uitkomt.

Desondanks zetten Irène en Frédéric samen met andere wetenschappers de eerste Franse kernreactor op in 1948, en organiseren ze een groot onderzoeksprogramma op het gebied van energie uit atomen. Irène is commissaris in dit project.

Irène is niet bang om haar persoonlijke mening te delen. Ze is een gepassioneerde feminist en zet zich actief in voor het promoten van onderwijs voor vrouwen. Daarnaast blijft ze zich aanmelden voor de Académie des sciences (de Franse academie van wetenschappen), ook al weet ze dat alleen mannen toegelaten worden tot dit elitaire wetenschappelijke gezelschap.

In 1946 werd Irène aan de radioactieve straling van polonium blootgesteld toen een capsule van het element explodeerde in het lab. Irène overlijdt in 1956 op 58-jarige leeftijd aan leukemie. De Franse overheid organiseert een nationale begrafenis ter nagedachtenis, die op speciaal verzoek zonder religieuze of militaire tradities wordt voltrokken.

Bronnen